Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
9 Het tussenarrest van 5 september 2017
10.Het verdere procesverloop in hoger beroep
11.De verdere beoordeling
“Ernstige instabiliteit waardoor de uitbouw zou blijven zakken is op dit moment niet ‘hard’ vastgesteld. Hiervoor was een grotere aantoonbare toename van scheurwijdten en scheurpatronen noodzakelijk geweest. Deze is niet vastgesteld. Echter, een geringe toename in de toekomst valt evenmin uit te sluiten. De zetting/verzakking van de aanbouw is als gering (<10 mm) te beschouwen. De gevolgschade echter, met name in de vorm van scheurvorming, kan wel als relatief ernstig worden getypeerd. Het stadium van ‘dichtsmeren en sauzen’ is gepasseerd. Schadeherstel zal op meer zorgvuldige en doordachte wijze dienen te worden vormgegeven.”
“Hoewel de precieze afmetingen en het aanlegniveau van de strokenfundering van de oorspronkelijke woning niet bekend zijn geeft de beschikbare informatie geen aanleiding om aan het ontwerp en de draagkracht van de strokenfundering van de oorspronkelijke woning te twijfelen. Gelet op de beschikbare gegevens zullen ook de strokenfundering en de funderingsplaat van de achteraanbouw, ervan uitgaande dat deze (constructief) voldoende sterk en stijf zijn om alle optredende belastingen min of meer gelijkmatig verdeeld naar de daaronder aanwezige funderingsgrondslag over te dragen, voldoende draagkrachtig zijn om alle optredende belastingen met een voldoende grote veiligheid te kunnen dragen.”
“De vermoedelijke afmetingen van deze staalfunderingen van de aanbouw zijn zodanig dat deze funderingselementen voor de aanbouw voldoende draagkracht aan de funderingsgrondslag zullen kunnen ontlenen.”Van der Sluis deelt verder volgens zijn rapport de visie van Zoun dat niet de draagkracht van de staalfundering van de nieuwe achteraanbouw het probleem is. De scheurvorming is volgens Van der Sluis te wijten aan het volgende: de woning is voor een deel gefundeerd op een oude voorbelaste en al gezette staalfundering en het resterende deel is gefundeerd op een nieuwe staalfundering. Van der Sluis heeft 4 oplossingsrichtingen in overweging gegeven: alsnog dilateren, alsnog op palen funderen van de aanbouw, alsnog voldoende sterk en stijf maken van de draagconstructie en een cosmetische “oplossing”. Hij raadt de eerste 3 mogelijkheden af. “Alsnog dilateren” is volgens hem een zo ingrijpende operatie, dat hij daar geen verbetering in ziet. “Alsnog op palen funderen” vereist volgens hem medewerking van het Waterschap, is ook een ingrijpende operatie en vergt wellicht ook gaten in de keldervloer van de aanbouw en/of nader onderzoek. Het is maar de vraag of de situatie daarmee zodanig verbetert dat de geleidelijk optredende ongelijke matige zetting geheel wordt weggenomen, aldus Van der Sluis. “Alsnog voldoende sterk en stijf maken van de draagconstructie” is volgens hem een ingrijpende operatie, die niet redelijk lijkt. Hij wijst daarbij op de aard en omvang van de aanwezige gevolghinder, die wellicht buitenproportioneel is en niet in verhouding staat tot de herstelkosten. Hij wijst ook op de aannemelijkheid dat het grootste deel van de eindzetting op dit moment al is opgetreden. De vierde mogelijkheid blijft over. Hierover meldt Van der Sluis:
“Hiermee wordt bedoeld dat de bestaande scheuren zoveel en zo goed mogelijk worden hersteld en waar nodig zodanig worden bekleed dat nieuwe scheuren (het deformatieproces is nog niet helemaal ten einde gekomen zodat nieuwe scheuren zullen ontstaan) niet of nauwelijks zullen opvallen doordat deze aan de zichtzijde met plaatwerk zijn bekleed en of met plastisch materiaal zijn gevoegd.”