In deze faillissementszaak is de appellant in eerste aanleg failliet verklaard. In hoger beroep heeft de appellant een betalingsregeling aangeboden aan verschillende schuldeisers, met de voorwaarde dat de uitkomst van een spoedappel in een bodemzaak zou worden afgewacht. Het hof heeft in een tussenarrest van 7 juni 2018 besloten om het spoedappel af te wachten voordat er een definitieve uitspraak zou worden gedaan. Na de negatieve uitkomst van het spoedappel heeft het hof in het eindarrest van 16 augustus 2018 geoordeeld dat de appellant nog steeds verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat een belangrijke voorwaarde voor het aangeboden schuldeisersakkoord niet is verwezenlijkt en dat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om de boedelschulden en overige schulden te voldoen.
Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van de faillissementsaanvragers voldoende zijn komen vast te staan en dat er sprake is van een pluraliteit van schuldeisers. De appellant heeft niet voldaan aan de voorwaarden die aan de betalingsregelingen waren verbonden, en er zijn geen nieuwe aktes ingediend door de appellant na de onttrekking van zijn advocaat. De curator heeft in zijn brief aangegeven dat er niet voldoende middelen zijn om aan de verplichtingen te voldoen, en de appellant heeft geen businessplan of cashflowoverzicht overgelegd. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten het faillissement te bekrachtigen.
De uitspraak is gedaan door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch en is openbaar uitgesproken op 16 augustus 2018.