Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/277772/HA ZA 14-148)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de incidentele conclusie tot schorsing van de executie (art. 351 Rv), althans tot het stellen van zekerheid (art. 235 Rv);
- de incidentele antwoordconclusie;
- de memorie van grieven tevens wijziging van eis;
- de memorie van antwoord tevens incidenteel appel;
- het H12-formulier met producties 6 t/m 14 van de advocaat van de man d.d. 10 november 2017;
- de reactie op producties 6 t/m 14 van de advocaat van de vrouw;
3.De beoordeling
- althans van het in het dictum bepaalde onder 3.1. van dat vonnis;
- althans van de op grond van dat dictum (mogelijk) verbeurde dwangsommen;
- althans aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat voor een bedrag van € 60.000,-- ten behoeve van de man zekerheid wordt gesteld voor terugbetaling van hetgeen de vrouw uit hoofde van dat vonnis ten laste van de man executeert voor het geval dat het vonnis door het hof wordt vernietigd.
De man heeft bij email en fax van zijn advocaat van 22 februari 2015 aan de advocaat van de vrouw het volgende bericht: