In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats van een minderjarige. De moeder, wonende in Estland, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 oktober 2017, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader was vastgesteld. De moeder heeft het beroep ingediend via een Estische advocaat, T. Pilv, zonder tussenkomst van een in Nederland ingeschreven advocaat, wat in strijd is met de Nederlandse wetgeving.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting is verschenen. De vader was wel aanwezig en heeft verklaard dat de minderjarige inmiddels weer bij hem in Nederland verblijft. Het hof heeft de inhoud van verschillende documenten en formulieren in overweging genomen, waaronder een beschikking van het Circuit Court in Estland, waarin de moeder werd verplicht de minderjarige aan de vader over te geven.
Het hof heeft de relevante artikelen van de Nederlandse Advocatenwet en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering besproken, die vereisen dat een beroep in een civiele procedure door een in Nederland ingeschreven advocaat moet worden ingediend. De Estische advocaat is door het hof gewezen op deze verplichting en kreeg de kans om het verzuim te herstellen, maar heeft dit niet gedaan. Hierdoor heeft het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.