In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De minderjarige, die sinds 19 december 2016 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Limburg van 7 maart 2018, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De minderjarige was van mening dat de gesloten plaatsing niet langer noodzakelijk was, gezien recente positieve ontwikkelingen in haar situatie en de mogelijkheid om haar behandeling in een open setting voort te zetten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2018 heeft de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. R.H.A. Julicher, haar standpunt toegelicht. De GI heeft echter betoogd dat de gesloten plaatsing noodzakelijk blijft vanwege het risico op onttrekking aan de behandeling en de eerdere problematiek van de minderjarige. De ouders van de minderjarige hebben ook hun steun voor de gesloten plaatsing uitgesproken, gezien de vooruitgang die hun dochter heeft geboekt.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de gesloten uithuisplaatsing van de minderjarige moet worden voortgezet. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige baat heeft bij de structuur en begeleiding die de gesloten setting biedt, vooral gezien haar complexe problematiek en de noodzaak om haar behandeling op een veilige manier voort te zetten. De beslissing van het hof is in lijn met de wettelijke vereisten van de Jeugdwet, die stipuleert dat een machtiging tot gesloten plaatsing kan worden verleend indien dit noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige en om onttrekking aan de jeugdhulp te voorkomen. De beschikking van de rechtbank is dan ook bekrachtigd.