Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[garagebedrijf] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante 3] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- de memorie van antwoord met producties;
- het tussenarrest van 13 februari 2018 waarbij het hof een pleidooi heeft gelast, welk pleidooi op 10 juli 2018 heeft plaatsgevonden;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
6.De beoordeling
“Volgens afspraak 3 termijnen van € 140.000,- en 1 termijn van € 51.000,- excl. BTW”. Deze handgeschreven toevoeging is niet geparafeerd. Onder deze toevoeging staat in druk op de offerte vermeld
“(…) De metaalunievoorwaarden zie achterzijde brief”. Op de achterzijde van de originele offerte, die door [appellanten c.s.] ter zitting aan het hof is getoond, waren genoemde voorwaarden niet afgedrukt.
“De staalconstructie van [geïntimeerde] is zonder extra aanpassingen/kosten te gebruiken voor de herbouw.”SNS heeft het bedrag van de schade-uitkering aan [appellanten c.s.] ter beschikking gesteld en de herbouw van de loods is inmiddels (nagenoeg) afgerond.
primair: tussen partijen is slechts een voorwaardelijke aannemingsovereenkomst gesloten. De opschortende voorwaarde was – zoals door [appellanten c.s.] tijdens het pleidooi toegelicht - dat de verzekeringspenningen door ASR werden uitgekeerd en dat het bedrag van die uitkering door SNS aan [appellanten c.s.] ter beschikking werd gesteld. [geïntimeerde] had pas met het werk mogen beginnen nadat [appellanten c.s.] de beschikking over het bedrag van de schade-uitkering hadden gekregen;
subsidiair: voor zover de opschortende voorwaarde zou zijn vervuld, is de overeenkomst op grond van artikel 6:258 BW ontbonden wegens gewijzigde omstandigheden, vernietigd op grond van artikel 6:228 BW wegens wederzijdse dwaling, beëindigd wegens overmacht op grond van artikel 17.6 van de Metaalunievoorwaarden dan wel artikel 6:75 BW of opgezegd met wederzijds goedvinden.
“beide partijen zijn uitgegaan van het vrijgeven van de verzekeringspenningen[naar het hof begrijpt:]
op basis van de offerte van [geïntimeerde] ”.[appellanten c.s.] onderbouwen dit standpunt niet met feiten. Daarom komt het hof (met [geïntimeerde] ) tot het oordeel dat de door [appellanten c.s.] gestelde dwaling is gebaseerd op een toekomstige omstandigheid. Dit sluit op grond van artikel 6:228 lid 2 BW een beroep op vernietiging van de overeenkomst wegens wederzijdse dwaling uit, nog daargelaten de vraag of partijen in dit geval bij de contractsluiting van onjuiste omstandigheden zijn uitgegaan.
“de overeenkomst met wederzijds goedvinden is opgezegd”.