3.1De vaststelling van de feiten in het vonnis van 11 december 2017 onder 3.1 is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt, met een door het hof aangebrachte letteraanduiding:
[de vennootschap] (hierna: [de vennootschap] ) is eigenaar van een camping/recreatiepark aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna: Camping [camping] ). Het bewonersaantal op de camping fluctueert gedurende het jaar. Afhankelijk van het jaargetijde wonen of verblijven op de camping tussen de 400 en 1.000 mensen. Op de camping bevonden zich ruim 700 stacaravans.
Op 9 juni 2017 heeft de gemeente aan [de vennootschap] en de bewoners een concept sluitingsbesluit bekend gemaakt waarbij de camping op 4 augustus 2017 gesloten zou worden.
Bij brief van 22 juni 2017 heeft de exploitant van [de vennootschap] aan de gemeente kenbaar gemaakt de exploitatie van de camping te staken per 3 juli 2017.
De gemeente heeft daarop op 23 juni 2017 aan [de vennootschap] het besluit kenbaar gemaakt (onder meer) het terrein Camping [camping] en de daarop gelegen woningen op grond van artikel 17 lid 1 Woningwet voor de duur van één jaar te sluiten en het beheer van het terrein van de camping en de daarop gelegen woningen per 23 juni 2017 om 15.00 uur op grond van artikel 13b van de Woningwet gedurende een jaar over te nemen.
[de vennootschap] heeft tegen het besluit van 23 juni 2017 bezwaar gemaakt.
De gemeente heeft de bewoners en recreanten van Camping [camping] bij brief van 18 juli 2017 medegedeeld dat de recreanten voor 1 augustus 2017 moesten aantonen dat hun stacaravan hun eigendom is en dat zij, indien dat het geval is, de stacaravan voor 15 september 2017 moesten weghalen. Tevens is medegedeeld dat voor permanente bewoners geldt dat indien aangetoond wordt dat men perceeleigenaar is, men dit jaar op de camping mag blijven.
Begin augustus 2017 heeft de gemeente een aanvang genomen met de verwijdering van stacaravans van het terrein van Camping [camping] .
Bij brief van 15 augustus 2017 heeft de gemeente aan de bewoners van Camping [camping] medegedeeld dat perceeleigenaren de camping niet direct hoeven te verlaten en dat bewoners met een zorgindicatie worden geholpen bij herhuisvesting. Verder is medegedeeld dat indien een bewoner voor 23 juni 2017 is ingeschreven bij de gemeente Zundert op het adres van de camping gedaagde meedenkt bij vragen hoe vervangende woonruimte gevonden kan worden en zijn door weergave van een overzicht van de verschillende velden uiterste data van ontruiming aangegeven.
Bij brief van 31 augustus 2017 is [appellant] geïnformeerd door de gemeente dat hij als recreant op 15 september 2017 moet vertrekken van Camping [camping] .
[appellant] en 47 andere belanghebbenden hebben op 28 september 2017 de Raad van State verzocht het besluit van 23 juni 2017 bij voorlopige voorziening te schorsen. De Raad van State heeft het verzoek op 20 oktober 2017 afgewezen.
De gemeente heeft [appellant] daarop op 6 november 2017 bericht dat hij Camping [camping] uiterlijk op 12 november 2017 voor 22.00 uur dient te verlaten. [appellant] heeft geen gevolg gegeven aan het verzoek van de gemeente, waarop [appellant] op 13 november 2017 door de politie in zijn woning is aangehouden en gedwongen is ‘verwijderd’.
Op 14 november 2017 heeft de gemeente [appellant] een civielrechtelijk gebiedsverbod aangezegd op basis waarvan [appellant] de toegang wordt ontzegd tot de percelen waarop Camping [camping] is gevestigd.