ECLI:NL:GHSHE:2018:3211

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
27 juli 2018
Zaaknummer
200.197.898_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van geheimhoudingsbeding, nevenwerkzaamhedenbeding en relatiebeding uit arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de maatschap [accountants] Accountants tegen een vonnis van de kantonrechter. De appellanten, bestaande uit de maten van de maatschap, hebben vorderingen ingesteld tegen [geïntimeerde 1] en andere geïntimeerden wegens vermeende overtredingen van een geheimhoudingsbeding, nevenwerkzaamhedenbeding en relatiebeding uit een arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde 1] met de maatschap is in 2002 aangegaan en beëindigd in 2013. De appellanten stellen dat [geïntimeerde 1] zich niet heeft gehouden aan de bedingen en dat hij in strijd heeft gehandeld door werkzaamheden te verrichten voor voormalige klanten van de maatschap. De kantonrechter heeft de vorderingen van [accountants] Accountants afgewezen, onder andere omdat het relatiebeding te zwaar zou zijn gaan wegen en niet opnieuw schriftelijk was overeengekomen. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [accountants] Accountants beoordeeld en vastgesteld dat de maatschap en de arbeidsovereenkomst niet zijn gewijzigd in de zin dat de bedingen niet meer van toepassing zijn. Het hof heeft geoordeeld dat het relatiebeding van toepassing blijft en dat [geïntimeerde 1] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden door vertrouwelijke informatie te delen. Het hof heeft [accountants] Accountants toegelaten om bewijs te leveren van de overtredingen van het relatiebeding. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.197.898/01
arrest van 24 juli 2018
in de zaak van

1.[de vennootschap 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[de vennootschap 2] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
[de vennootschap 3] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.
[appellant 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
6.
[appellant 6] ,
wonende te [woonplaats] ,
7.
[appellant 7] ,
wonende te [woonplaats] ,
tezamen zijnde de maten van de maatschap [accountants] Accountants,
appellanten,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [accountants] Accountants,
advocaat: mr. T.G.M. Scheers te Roermond,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[V.O.F.] V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[de vennootschap 4] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
[de vennootschap 5] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.
[geïntimeerde 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
6.
[geïntimeerde 6] ,
wonende te [woonplaats]
geïntimeerden,
geïntimeerde 1 wordt hierna aangeduid als [geïntimeerde 1] , geïntimeerde 2 als [vof] vof, geïntimeerde 5 als [geïntimeerde 5] , geïntimeerde 6 als [geïntimeerde 6] en geïntimeerden 2 t/m 6 worden hierna gezamenlijk aangeduid als [geïntimeerden 2 t/m 6] ,
advocaat: mr. F.G.H.J. Niemarkt te Heerlen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 december 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 46333234 CV EXPL 15-122216 gewezen vonnis van 13 april 2016.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 5 december 2017 waarbij het hof het verzoek van [accountants] Accountants tot het houden van pleidooi heeft gehonoreerd, en de daarin vermelde stukken;
  • de twee producties die [accountants] Accountants bij H12- formulier van 24 mei 2018 heeft ingebracht;
  • het pleidooi op 6 juni 2018, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] een productie hebben ingebracht, waartegen [accountants] Accountants geen bezwaar heeft gemaakt.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

De feiten
6.1.1.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
6.1.2.
Appellanten vormen samen de maatschap [accountants] Accountants.
6.1.3.
[geïntimeerde 1] heeft op 1 november 2002 een arbeidsovereenkomst gesloten met maatschap Accountantskantoor [accountantskantoor] (hierna: [accountantskantoor] ). In deze overeenkomst zijn een relatiebeding, een nevenwerkzaamhedenbeding en een geheimhoudingsbeding opgenomen. Het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding luiden als volgt:
“14a. Het is aan werknemer verboden bij beëindiging der dienstbetrekking, binnen een tijdvak van 3 jaren (hieronder te verstaan het jaar van beëindiging, alsmede de daaropvolgende twee jaren) werkzaamheden te verrichten of te doen verrichten, hetzij direct, hetzij indirect, ten behoeve van cliënten c.q. relaties van werkgeefster, indien deze werkzaamheden gelijk dan wel gelijksoortig zijn aan de werkzaamheden die werknemer gedurende de dienstbetrekking normaal voor werkgeefster verrichtte. Tot de in dit lid bedoelde relaties worden geacht mede te behoren particuliere personen en/of instellingen en bedrijven waarmee werkgeefster, ten tijde van beëindiging der dienstbetrekking op enigerlei wijze in onderhandeling was, dan wel aantoonbare contacten had
b. Bij overtreding van het in lid a bepaalde, verbeurt werknemer een dadelijk opvorderbare boete van vijf-en-veertig honderd euro (€ 4.500,00) per overtreding, ten behoeve van werkgeefster, onverminderd het recht van werkgeefster om een schadevergoeding te eisen, voor zover deze het boetebedrag te boven gaat.
c. In geval werknemer het in lid a bepaalde overtreedt wordt de overtreding geacht schade toe te brengen aan werkgeefster, welke schade tussen partijen bindend wordt vastgesteld op drie maal de totaal door werknemer aan derden gefactureerde omzet, waarbij het aan werkgeefster vrij blijft staan nakoming van het bepaalde te vorderen.
17a. Werknemer erkent, dat hem door werkgeefster geheimhouding van alle bijzonderheden betreffende de praktijk en/of ondernemingen van werkgeefster, of daarmee verband houdende is opgelegd, een en ander genomen in de ruimste zin des woords.
b. Het is aan werknemer verboden, hetzij gedurende de dienstbetrekking, hetzij na beëindiging hiervan, op enigerlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm dan ook en in welker voege dan ook, enige mededeling te doen over ondernemingen van werkgeefster of daarmee verband houdende, op straffe van verbeurte aan werkgeefster van een dadelijk en ineens, zonder sommatie of ingebrekestelling, opeisbare boete, groot vijf-en-veertig honderd euro (€ 4.500,00) […]
6.1.4.
Op 31 januari 2013 hebben [geïntimeerde 1] en [accountants] Accountants in een overeenkomst hun arbeidsovereenkomst beëindigd per 1 maart 2013. In de artikelen 5 en 7 van deze overeenkomst (hierna: de beëindigingsovereenkomst) staat:
“5. Geheimhouding en relatiebeding
Werkgever en Werknemer verplichten zich jegens elkaar volledige geheimhouding te betrachten met betrekking tot de arbeidsovereenkomst en de (wijze van) beëindiging daarvan […] Verder zal Werknemer zich houden aan het relatiebeding zoals vermeld in artikel 14 van de onderhavige arbeidsovereenkomst en de geheimhouding zoals vermeld in artikel 17 van de onderhavige arbeidsovereenkomst. […]
7. Finale kwijting
7.1.
Na volledige en correcte uitvoering en nakoming van deze overeenkomst, behoudens voor wat betreft eventuele verplichtingen van Werknemer met betrekking tot het relatiebeding en geheimhouding, verlenen Partijen elkaar over en weer algehele en finale kwijting van al hetgeen zijn uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en/of ter zake van de beëindiging daarvan te vorderen mochten hebben, dan wel te vorderen mochten krijgen.
7.2.
Partijen erkennen dat behoudens de afspraken zoals vastgelegd in de onderhavige overeenkomst, geen andere afspraken en/of overeenkomsten meer bestaan, althans dat deze afspraken en/of overeenkomsten teniet worden gedaan met deze overeenkomst. […]”
6.1.5.
In een e-mail van 8 januari 2013 van [geïntimeerde 1] aan de heer [derde 1] (hierna: [derde 1] ) staat onder meer:
“ [derde 2] is per direct weg bij [accountants] . (Ik kan er echt niets aan doen hoor. Ik heb alleen verteld dat ik de [accountants] ga verlaten)
Ze willen mij volgen indien mogelijk. De prijs moet goed zijn. Indien we dezelfde prijs aanhouden als bij [accountants] geen enkel probleem. (ik meen mij te herinneren dat de maandelijkse incasso € 600 exclusief BTW is.) […]
Als ik mij niet vergis 6 werknemers
Administratie per maand
Jaarrekening”
6.1.6.
[derde 1] is op 10 januari 2013 door [accountants] Accountants op staande voet ontslagen omdat hij als vennoot was gaan deelnemen in [vof] vof.
6.1.7.
Op 15 januari 2013 heeft [geïntimeerde 1] informatie met betrekking tot de lonen van [derde 2] aan [derde 1] gemaild.
6.1.8.
Op 1 april 2013 is [geïntimeerde 1] in dienst getreden bij [vof] vof.
De procedure bij de kantonrechter
6.2.1.
In de procedure bij de kantonrechter heeft [accountants] Accountants - kort gezegd - gevorderd:
1) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] te veroordelen om o.a. jaarstukken, belastingaangiftes, belastingaanslagen, facturen en een lijst van door Administratiekantoor [geïntimeerde 1] en door [vof] vof bediende klanten te verstrekken over de periode 1 januari 2013 t/m 1 maart 2016, dan wel inzage in deze stukken te verschaffen op straffe van een dwangsom bij niet nakoming;
2 tot en met 4) voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] toerekenbaar is tekortgekomen in de nakoming van het relatiebeding, nevenwerkzaamhedenbeding en geheimhoudingsbeding en [geïntimeerde 1] onder meer te veroordelen tot betaling van in elk geval dertien maal de verbeurde boete van € 4.500,- en de schade, op te maken bij staat;
5) voor recht te verklaren dat [geïntimeerden 2 t/m 6] , althans de betreffende vennoten, onrechtmatig jegens [accountants] Accountants hebben gehandeld, aansprakelijk zijn voor haar schade en (ieder van) hen hoofdelijk te veroordelen in de geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat; en
6) met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] in de proceskosten.
Volgens [accountants] Accountants is [geïntimeerde 1] gebonden aan het relatiebeding, nevenwerkzaamhedenbeding en geheimhoudingsbeding uit de in 2002 gesloten arbeidsovereenkomst en heeft [geïntimeerde 1] deze bedingen meerdere malen overtreden waardoor [accountants] Accountants schade heeft geleden. [geïntimeerden 2 t/m 6] wist daarvan en heeft van de inbreuk geprofiteerd volgens [accountants] Accountants. [accountants] Accountants heeft verstrekking/inzage in administratieve stukken op grond van artikel 843a Rv gevorderd om te kunnen achterhalen of [geïntimeerde 1] nog vaker de bedingen heeft overtreden.
6.2.2.
[geïntimeerden 2 t/m 6] heeft in eerste aanleg de ontvankelijkheid van [accountants] Accountants in haar vorderingen op [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] en de bevoegdheid van de kantonrechter ter discussie gesteld. Verder hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] inhoudelijk verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [accountants] Accountants, met veroordeling van [accountants] Accountants in de proceskosten. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep relevant, hierna aan de orde komen. [geïntimeerde 1] heeft voorwaardelijk, voor het geval hij gebonden zou zijn aan het relatiebeding, in reconventie gevorderd het relatiebeding (deels) te vernietigen en [accountants] Accountants hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten. [geïntimeerde 1] heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het relatiebeding zwaarder op hem is gaan drukken.
6.2.3.
De kantonrechter heeft het bevoegdheidsverweer en het ontvankelijkheidsverweer van [geïntimeerden 2 t/m 6] verworpen, de vorderingen van [accountants] Accountants afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter overwoog daartoe, samengevat, als volgt.
Tijdens de comparitie is verklaard dat [accountants] Accountants ooit begonnen is als de maatschap Accountantskantoor [accountantskantoor] , bestaande uit vader en zoon [accountants] . Aan deze maatschap, zo is tijdens de comparitie zijdens [accountants] Accountants verklaard, en dat blijkt ook uit de website van [accountants] Accountants die op internet voor iedereen toegankelijk is, zijn meermaals nieuwe maten met hun kantoororganisatie toegetreden hetgeen heeft geleid tot de nieuwe naam [accountants] Accountants en tot een aanzienlijke groei van de organisatie. De kantonrechter heeft de vraag daargelaten of sprake is van rechtsopvolging door [accountants] Accountants van [accountantskantoor] . De kantonrechter heeft vastgesteld dat in de periode tussen 2002 (het tijdstip dat het relatiebeding is overeengekomen) en 2013 het accountantskantoor een dusdanige groei heeft doorgemaakt, dat het destijds overeengekomen relatiebeding veel zwaarder is gaan wegen en daarom opnieuw had moeten worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. Nu dit niet is gebeurd, kan [accountants] Accountants zich niet meer met succes op het beding beroepen en stranden alle vorderingen gebaseerd op het relatiebeding.
Het is de kantonrechter onduidelijk of de incidenten, die [accountants] Accountants ten grondslag heeft gelegd aan de gestelde overtredingen van het nevenwerkzaamhedenbeding en het geheimhoudingsbeding, betrekking hebben op cliënten van [accountantskantoor] , waarvoor de bedingen mogelijk nog zouden kunnen gelden, of op cliënten van één van de later toegetreden maten of op nieuwe cliënten van [accountants] Accountants. Daarom zijn de vorderingen gebaseerd op het nevenwerkzaamhedenbeding en het geheimhoudingsbeding afgewezen. Gelet op hetgeen ten aanzien van de bedingen is overwogen, is het verzoek op grond van artikel 843a Rv afgewezen als zijnde onvoldoende onderbouwd.
Hoger beroep
6.3.1.
In hoger beroep vordert [accountants] Accountants het vonnis van de kantonrechter te vernietigen en haar vorderingen alsnog toe te wijzen. [accountants] Accountants heeft daartoe zeven grieven geformuleerd.
Verder heeft [accountants] Accountants tijdens het pleidooi in hoger beroep haar vordering tot schadevergoeding jegens [geïntimeerde 1] zoals hiervoor bedoeld onder rov. 6.2.1. sub 2 tot en met 4 - met diens toestemming - ingetrokken. Deze vordering behoeft daarom in hoger beroep geen verdere bespreking en beoordeling.
Dezelfde maatschap? Grieven 1 en 2 volledig en 3 tot en met 5 deels
6.4.1.
Het hof zal eerst de grieven 1 en 2 volledig en 3 tot en met 5 deels gezamenlijk behandelen. In deze grieven komt [accountants] Accountants op tegen het oordeel van de kantonrechter dat wijzigingen in de maatschap tot de nieuwe benaming [accountants] Accountants hebben geleid en dat de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde 1] met [accountantskantoor] eind 2011 is overgegaan naar [accountants] Accountants. Volgens [accountants] Accountants was [geïntimeerde 1] van 1 november 2002 tot 1 april 2013 in dienst bij dezelfde juridische entiteit en zijn [accountantskantoor] en [accountants] Accountants twee verschillende namen voor dezelfde maatschap.
6.4.2.
[accountants] Accountants heeft het volgende toegelicht. In het verleden heeft een samenwerkingsverband bestaan dat uit elkaar is gegaan. Vervolgens is onder de nieuwe maatschap [accountantskantoor] verder gegaan. Vanaf dat moment is ook de naam [accountants] Accountants gebruikt en zo is naar buiten getreden en gehandeld. De benaming [accountantskantoor] was enkel een interne benaming waarmee nimmer naar buiten toe is opgetreden, aldus [accountants] Accountants.
6.4.3.
[accountants] Accountants heeft ter onderbouwing van voornoemd betoog een brief van 6 september 2002, gericht aan [geïntimeerde 1] , als productie 20 ten behoeve van het pleidooi in het geding gebracht. Deze brief betreft de bevestiging van zijn arbeidsovereenkomst (
“… bevestigen wij hierbij dat je een dienstverband met de [accountants] zult aanvaarden.”). In het briefhoofd staat de naam ‘ [accountants] Accountants’ vermeld. Bij die brief is een loonbelastingverklaring ten name van ‘Mts. acc. kantoor [accountantskantoor] ’ gevoegd. Verder heeft [accountants] Accountants producties in het geding gebracht waaruit blijkt dat het loonbelastingnummer van [accountantskantoor] in 2002 bij indiensttreding van [geïntimeerde 1] hetzelfde was als het huidige RSIN-nummer van [accountants] Accountants. Als onbetwist staat vast dat een dergelijk nummer niet kan worden overgenomen en enkel door dezelfde juridische entiteit kan worden gebruikt. Op basis hiervan stelt het hof vast dat de maatschap [accountantskantoor] en [accountants] Accountants twee verschillende namen zijn voor dezelfde maatschap. Dit leidt tot de slotsom dat [geïntimeerde 1] op 1 november 2002 in dienst is getreden bij de maatschap [accountants] Accountants.
6.4.4.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] de stelling dat [geïntimeerde 1] in 2011 een nieuwe mondelinge arbeidsovereenkomst is aangegaan met [accountants] Accountants, onvoldoende hebben onderbouwd. Bij pleidooi heeft [geïntimeerde 1] toegelicht in de loop der jaren langzaam in de functie van relatiebeheerder te zijn gegroeid. Na zijn beoordelingsgesprek in zijn functie van teamleider assistent-accountants, dat hij op 15 december 2011 voerde met onder meer de heer [leidinggevende] , is ook de functie van relatiebeheerder besproken, waarna [geïntimeerde 1] is blijven werken onder leiding van de heer [leidinggevende] . Hieruit kan niet worden afgeleid dat een nieuwe arbeidsovereenkomst is gesloten. Het enkele feit dat boven de salarisspecificatie de naam [accountantskantoor] is gewijzigd in [accountants] Accountants (waarbij de overige gegevens waaronder het adres, rekeningnummer en loonbelastingnummer gelijk zijn gebleven), betekent evenmin dat een nieuwe arbeidsovereenkomst is gesloten. Zoals het hof hiervoor al heeft overwogen en beslist, wordt met beide aanduidingen dezelfde maatschap bedoeld. Feiten of omstandigheden waaruit overigens zou moeten worden afgeleid dat mondeling een nieuwe arbeidsovereenkomst zou zijn gesloten zijn gesteld noch gebleken. Uit het voorgaande vloeit voort dat het verweer van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] dat [accountants] accountants geen rechten kan ontlenen aan de arbeidsovereenkomst moet worden verworpen.
6.4.5.
De grieven 1 en 2 volledig en 3 tot en met 5 deels, slagen. In de feitenvaststelling in rov. 6 is rekening gehouden met het slagen van grief 1. Het dienstverband is niet eind 2011 met [geïntimeerde 1] overgegaan naar [accountants] Accountants, maar in 2002 met [accountants] Accountants aangegaan. Omdat [accountantskantoor] en [accountants] Accountants twee namen voor dezelfde maatschap zijn, staat ook vast dat het relatiebeding, geheimhoudingsbeding en nevenwerkzaamhedenbeding uit de arbeidsovereenkomst van toepassing waren na eind 2011. Het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding hebben betrekking op de klanten van [accountants] Accountants.
Het relatiebeding. Grief 3 deels
6.5.1.
Met grief 3 komt [accountants] Accountants op tegen het oordeel van de kantonrechter dat alle vorderingen gebaseerd op het relatiebeding stranden omdat het relatiebeding dermate zwaarder is gaan wegen, dat het opnieuw schriftelijk had moeten worden overeengekomen en [accountants] Accountants zich niet meer met succes op het relatiebeding kan beroepen.
6.5.2.
Een concurrentiebeding, waaronder (ook) een relatiebeding, kan geheel of gedeeltelijk zijn geldigheid verliezen indien sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard en die wijziging meebrengt dat het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Bij deze beoordeling is van belang of de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijze was te voorzien voor de werknemer toen deze het beding aanvaardde en of, en zo ja in welke mate, die wijziging, na beëindiging van het dienstverband bij handhaving van het beding een belemmering zal vormen voor de werknemer om een nieuwe, gelijkwaardige werkkring te vinden.
6.5.3.
Dat het klantenbestand van [accountants] Accountants na 2002 is gegroeid, een groter gebied beslaat (naast Midden-Limburg ook Zuid-Limburg) en dat er vestigingen zijn bijgekomen, acht het hof een normale ontwikkeling. Dat een bedrijf zich uitbreidt is redelijkerwijs te voorzien. Bovendien hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] niet toegelicht hoe de gestelde groei zich verhoudt tot de aard van de werkzaamheden van [geïntimeerde 1] . Zonder nadere toelichting, die zij niet hebben gegeven, valt niet in te zien hoe het enkele feit dat een kantoor meer klanten bedient over een groter gebied, leidt tot een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard. Verder hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] onvoldoende toegelicht waarom de schaalvergroting van het kantoor dusdanig is dat deze een belemmering vormt voor [geïntimeerde 1] om een nieuwe, gelijkwaardige werkkring te vinden. Daarbij legt een relatiebeding in de regel minder beperkingen op aan de beroepsuitoefening dan een regulier concurrentiebeding, aangezien het anders dan bij een regulier concurrentiebeding enkel gaat om - kort gezegd - het niet mogen verrichten van werkzaamheden voor relaties van de (ex-)werkgever.
6.5.4.
Het (geleidelijk) wijzigen van de functie van assistent-accountant naar relatiebeheerder vormt evenmin een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard waardoor het relatiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Uit de overgelegde functieomschrijvingen van beide functies blijkt dat de werkzaamheden in beide functies bestonden uit onder meer het samenstellen en/of beoordelen van (jaar)stukken en het adviseren van klanten, waarbij [geïntimeerde 1] in de functie van relatiebeheerder meer klantcontact had en de nadruk kwam te liggen op de adviesfunctie. Verder heeft [geïntimeerde 1] als teamleider intern een managementrol gekregen en het team van assistent-accountants aangestuurd. Het in de loop der jaren doorgroeien van assistent-accountant naar een meer adviserende, controlerende en aansturende relatiebeheerder, acht het hof een normale loopbaanontwikkeling en daarmee redelijkerwijs voorzienbaar. De twee functies liggen in elkaars verlengde. Nog afgezien daarvan hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] onvoldoende toegelicht dat en in welke mate deze functiewijziging een belemmering voor [geïntimeerde 1] vormt om een nieuwe, gelijkwaardige werkkring te vinden. Het relatiebeding staat niet toe dat er werkzaamheden worden verricht voor klanten van [accountants] Accountants. Dit verbod geldt in gelijke mate voor zowel de assistent-accountant, als de relatiebeheerder. In die zin wordt de inzetbaarheid bij een nieuwe werkgever door deze functiewijziging niet anders.
6.5.5.
Het voorgaande betekent dat grief 3 slaagt. Het hof zal de overige verweren van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] , gericht tegen de toepasselijkheid van het relatiebeding en de overtreding ervan, beoordelen.
6.5.6.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] hebben in eerste aanleg een beroep gedaan op vernietiging van het relatiebeding op grond van artikel 7:653 lid 3 BW. Zij hebben aan dit verweer dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd als aan de stelling dat het beding niet meer geldt omdat het zwaarder is gaan drukken. Het hof verwerpt het beroep op vernietiging onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is opgemerkt in rov. 6.5.3 en 6.5.4. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] hebben onvoldoende toegelicht dat en zo ja in welke mate [geïntimeerde 1] wordt belemmerd door het relatiebeding bij het vinden van nieuw werk. Daarmee is evenmin vast komen te staan dat [geïntimeerde 1] door het relatiebeding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van [accountants] Accountants.
6.5.7.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] hebben nog gesteld dat in de beëindigingsovereenkomst enkel is verwezen naar artikel 14 en daarmee niet het relatiebeding uit artikel 14a van de arbeidsovereenkomst van toepassing is verklaard. Voor zover wel is verwezen naar artikel 14a, zijn volgens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] de onderdelen 14b en 14c, waarin is bepaald dat [geïntimeerde 1] een boete is verschuldigd en is gehouden de schade te vergoeden, niet blijven gelden.
Voor de uitleg van een overeenkomst moet worden gekeken naar de letterlijke bewoordingen ervan, naar de bedoeling van partijen en naar hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Omtrent de bedoeling van partijen is - buiten de verwijzing naar de tekst van de overeenkomst - niets gesteld. In de beëindigingsovereenkomst staat dat werknemer zich zal houden aan “
het relatiebeding zoals vermeld in artikel 14 van de onderhavige overeenkomst”. In deze tekst van de overeenkomst is verwezen naar artikel 14 en niet slechts naar een onderdeel daarvan, waaronder 14a. Daarom dient de lezing van [accountants] Accountants te worden gevolgd dat met de verwijzing naar artikel 14 alle onderdelen (dus de onderdelen 14a, 14b en 14c) van toepassing zijn verklaard, en heeft [accountants] Accountants redelijkerwijs mogen verwachten dat [geïntimeerde 1] dit ook zo zou begrijpen.
6.5.8.
[accountants] Accountants heeft gemotiveerd gesteld dat [geïntimeerde 1] het relatiebeding heeft overtreden door in opdracht van [vof] vof voor twee voormalige klanten van haar, [klant 1] (hierna: [klant 1] ) en [klant 2] (hierna: [klant 2] ), (loonadministratie)werkzaamheden te verrichten. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [accountants] Accountants drie brieven in het geding gebracht:
  • een brief van 21 februari 2013 aan [klant 1] op briefpapier van [vof] vof over de loonheffingen in het eerste kwartaal 2013. [geïntimeerde 1] staat vermeld op de brief als behandelaar en ondertekenaar;
  • een brief van 25 februari 2013 aan [klant 2] op briefpapier van [vof] vof over de loonheffingen in het eerste kwartaal 2013. [geïntimeerde 1] staat vermeld op de brief als behandelaar;
  • een kennisgeving van de Belastingdienst gedateerd 13 april 2013 aan [vof] vof op BECON nummer [BECON nummer] en klantnummer [klantnummer] over de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2013 van [klant 2] .
6.5.9.
Het hof passeert het verweer van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] dat het relatiebeding geen betrekking heeft op feiten van voor 1 maart 2013 omdat in de arbeidsovereenkomst staat dat het is verboden “
bij beëindiging der dienstbetrekking” werkzaamheden te verrichten voor relaties van de werkgever en het dienstverband is geëindigd op 1 maart 2013. In de beëindigingsovereenkomst staat immers: “
Vanaf 1 februari 2013 tot aan het einde van het dienstverband is Werknemer vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden en Werknemer zal zich vanaf deze datum tevens onthouden van het onderhouden van contacten met relaties van Werkgever”. Hieruit blijkt dat het de bedoeling was van partijen dat het relatiebeding in elk geval gold vanaf 1 februari 2013. Dat [klant 2] al in januari 2013 zou zijn overgestapt, zoals [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] stellen, laat het verbod om werkzaamheden voor [klant 2] te verrichten onverlet. Vaststaat dat [klant 2] een klant was van [accountants] Accountants en dat [geïntimeerde 1] in dienst van [accountants] Accountants werkzaamheden voor [klant 2] heeft verricht.
6.5.10.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] hebben gemotiveerd betwist dat [geïntimeerde 1] in opdracht van [vof] vof werkzaamheden voor [klant 2] en/of [klant 1] heeft verricht en/of hen heeft gemeld dat hij [accountants] Accountants zou verlaten en/of heeft benaderd om over te stappen. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] hebben betwist dat [geïntimeerde 1] de brieven van 21 en 25 februari 2013 heeft gemaakt en/of verzonden en wijzen erop dat een handtekening ontbreekt op de brieven. [klant 1] was sinds 1989 een relatie van [geïntimeerde 5] en is uit eigen beweging naar [vof] vof overgestapt toen [geïntimeerde 5] zich daarbij aansloot, aldus [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] .
Verder stellen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] dat de kennisgeving van de belastingdienst niet van [vof] vof afkomstig is omdat (1) [vof] vof pas sinds 2015 gebruik maakt van elektronische kopie-aanslagen, (2) het op de kennisgeving vermelde BECON nummer niet van [vof] vof is en (3) het vermelde klantnummer het klantnummer is van [klant 2] bij [accountants] Accountants.
6.5.11.
Gezien deze gemotiveerde betwisting is het aan [accountants] Accountants om de stelling dat [geïntimeerde 1] het relatiebeding heeft overtreden te bewijzen. [accountants] Accountants heeft daartoe een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod gedaan. Het hof zal [accountants] Accountants daarom toelaten om feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [geïntimeerde 1] het relatiebeding met betrekking tot [klant 1] en/of [klant 2] heeft overtreden te bewijzen.
Het geheimhoudingsbeding. Grief 4 deels
6.6.1.
Met deze grief komt [accountants] Accountants op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vorderingen wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding als onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen en de algemene vordering ter zake tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad is afgewezen omdat nog geen begin van bewijs is geleverd voor de concreet geleden schade.
6.6.2.
[accountants] Accountants heeft een zestal e-mails (de eerste van 8 januari 2013 en de rest van 15 januari 2013) van [geïntimeerde 1] gericht aan [derde 1] overgelegd ter onderbouwing van de stelling dat het geheimhoudingsbeding is overtreden. In de eerste mail (rov. 6.1.5) bericht [geïntimeerde 1] aan [derde 1] dat een klant van [accountants] Accountants, [derde 2] , weggaat bij [accountants] Accountants. [geïntimeerde 1] noemt in de mail de kosten die [accountants] Accountant maandelijks in rekening brengt bij [derde 2] en voegt bij de tweede mail informatie met betrekking tot de lonen van [derde 2] (rov. 6.1.7.). [geïntimeerde 1] meldt in de mail dat als “we” dezelfde prijs aanhouden, [derde 2] [geïntimeerde 1] wil volgen. Bij pleidooi heeft [geïntimeerde 1] toegelicht dat “we” betrekking heeft op [vof] vof.
6.6.3.
Hiermee staat vast dat [geïntimeerde 1] bedrijfsgegevens van zowel [accountants] Accountants, als van een klant en diens personeel heeft gedeeld met [derde 1] . [derde 1] dient in dit verband te worden aangemerkt als derde en niet als werknemer van [accountants] Accountants, allereerst omdat als onbetwist is komen vast te staan dat [derde 1] op 10 januari 2013 op staande voet is ontslagen en dus geen werknemer meer van [accountants] Accountants was toen [geïntimeerde 1] op 15 januari 2013 de salarisspecificaties aan hem mailde. Ten tweede is niet weersproken dat [derde 1] is ontslagen omdat hij zich al eerder had aangesloten bij [vof] vof en verder volgt uit de eerste e-mail van 8 januari 2013 in samenhang met de toelichting van [geïntimeerde 1] bij pleidooi, dat hij de gegevens niet mailde aan [derde 1] in diens hoedanigheid van werknemer van [accountants] Accountants, zoals [geïntimeerde 1] heeft gesteld, maar vanaf zijn privémailadres aan [derde 1] als vennoot van [vof] vof, met als kennelijk doel de prijs voor deze klant binnen [vof] vof af te stemmen. Daarmee staat vast dat [geïntimeerde 1] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. Het hof ziet de twee e-mails als een en dezelfde overtreding omdat de e-mails hetzelfde onderwerp betreffen, namelijk het sturen van gegevens over [derde 2] teneinde de prijs voor deze klant binnen [vof] vof af te stemmen. Voor deze overtreding zal het hof (in het eindarrest) de gevorderde boete van € 4.500,00 euro toewijzen.
6.6.4.
Op welke gegevens de overige e-mails van 15 januari 2013 betrekking hebben is onvoldoende duidelijk. Het hof kan uit deze e-mails niet afleiden welke gegevens zijn gemaild en [accountants] Accountants heeft dit ook niet toegelicht. Het hof wijst de overige vorderingen gebaseerd op overtreding van het geheimhoudingsbeding daarom af als onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering wordt in dit verband niet toegekomen.
6.6.5.
Het voorgaande betekent dat grief 4 gedeeltelijk slaagt. Vast is komen te staan dat het geheimhoudingsbeding eenmaal is overtreden.
Het nevenwerkzaamhedenbeding. Grief 5 deels
6.7.1.
Met deze grief komt [accountants] Accountants op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vorderingen wegens overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding als onvoldoende onderbouwd dienen te worden afgewezen.
6.7.2.
In de beëindigingsovereenkomst hebben partijen elkaar finale kwijting verleend voor (toekomstige) vorderingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, met uitzondering van het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding (zie rov. 6.1.4.). Het nevenwerkzaamhedenbeding staat niet vermeld bij de uitzonderingen. Dit betekent dat [accountants] Accountants in de beëindigingsovereenkomst afstand heeft gedaan van (toekomstige) vorderingen wegens overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding uit de arbeidsovereenkomst. Daarom kunnen vorderingen van [accountants] Accountants voor zover gebaseerd op dit beding niet worden toegewezen en heeft zij geen belang bij (verdere) behandeling van deze grief.
De vorderingen jegens [geïntimeerden 2 t/m 6] . Grieven 4 en 5 deels
6.8.1.
Met deze grieven komt [accountants] Accountants op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vorderingen op [geïntimeerden 2 t/m 6] tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad worden afgewezen omdat nog geen begin van bewijs is geleverd van de concreet geleden schade.
6.8.2.
[accountants] Accountants heeft ter onderbouwing van haar vordering enkel toegelicht stukken te willen inzien om te bekijken
of[geïntimeerden 2 t/m 6] omzet heeft behaald om zo haar schade te kunnen vaststellen. Dat [accountants] Accountants daadwerkelijk omzet is misgelopen is daarmee onvoldoende gesteld. Vaststaat dat [accountants] Accountants in elk geval geen omzet is misgelopen doordat [geïntimeerde 1] gegevens van [derde 2] aan [derde 1] heeft verstrekt. Bij pleidooi heeft [accountants] Accountants bevestigd dat [derde 2] uiteindelijk niet is overgestapt naar [vof] vof en klant is gebleven bij haar. Grieven 4 en 5 falen voor zover ze de vorderingen uit onrechtmatige daad betreffen.
Vordering tot inzage/afgifte stukken. Grief 6
6.9.1.
Met deze grief komt [accountants] Accountants op tegen de beslissing van de kantonrechter om het verzoek tot afgifte van dan wel inzage in documenten van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] af te wijzen. [accountants] Accountants wil er - samengevat - achter komen of [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerden 2 t/m 6] werkzaamheden hebben verricht voor klanten van [accountants] Accountants na het sluiten van de beëindigingsovereenkomst.
6.9.2.
Hoewel [accountants] Accountants heeft gesteld dat er meer dan 50 klanten zijn vertrokken, is niet gebleken dat er via [geïntimeerde 1] ook maar één enkele klant is overgegaan naar [vof] vof, of dat [geïntimeerde 1] voor een klant van [accountants] Accountants werkzaamheden zou hebben verricht anders dan [klant 1] en/of [klant 2] . Aangezien er inmiddels ruim vijf jaren zijn verstreken sinds het vertrek van [geïntimeerde 1] had het voor de hand gelegen dat [accountants] Accountants haar stelling met voorbeelden hadden kunnen onderbouwen. Dat heeft zij echter niet gedaan. Daarmee is niet vast komen te staan dat [accountants] Accountants een rechtmatig belang heeft bij haar vordering.
6.9.3.
Verder heeft [accountants] Accountants niet de inzage/afgifte van bepaalde bescheiden gevorderd, maar inzage/afgifte gevorderd van grote delen van de administratie, waaronder alle facturen, jaarstukken, aangiftes, en klantenlijsten van (de eenmanszaak van) [geïntimeerde 1] en [geïntimeerden 2 t/m 6] over tenminste drie jaren. Ook indien [accountants] Accountants erin zou slagen te bewijzen dat [geïntimeerde 1] werkzaamheden heeft verricht voor [klant 1] en/of [klant 2] , dan nog is het verzoek niet afgestemd op deze twee concreet benoemde gevallen. Voor zover relevant wordt [accountants] Accountants niet onevenredig in haar mogelijkheid tot bewijslevering ten aanzien van de twee benoemde gevallen belemmerd doordat het verzoek is afgewezen. [accountants] Accountants heeft immers aangeboden getuigen te horen en krijgt daartoe de gelegenheid. Grief 6 faalt.
Proceskosten van de eerste aanleg. Grief 7
6.10.
Grief 7 is gericht tegen de veroordeling van [accountants] Accountants in de proceskosten in eerste aanleg. Het hof houdt de behandeling van deze grief aan.
Vervolg
6.11.1.
In afwachting van de bewijslevering door [accountants] Accountants terzake de gestelde overtredingen van het relatiebeding, wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
6.11.2.
Het hof geeft partijen in overweging naar aanleiding van dit tussenarrest de mogelijkheid van een minnelijke regeling te bespreken.

7.De uitspraak

Het hof:
7.1.
laat [accountants] Accountants toe feiten en omstandigheden, waaruit blijkt dat [geïntimeerde 1] het relatiebeding met betrekking tot [klant 1] en/of [klant 2] heeft overtreden, te bewijzen;
7.2.
bepaalt, voor het geval [accountants] Accountants bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. A.L. Bervoets als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 7 augustus 2018 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum de dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [accountants] Accountants tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
7.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, M.E. Smorenburg en A.L. Bervoets en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 juli 2018.
griffier rolraadsheer