Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder en de stiefvader, bijgestaan door hun advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- mevrouw [gezinsbegeleidster] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 9 maart 2018;
- het V-formulier van mr. Weinans van 4 juni 2018 met één bijlage;
- het V-formulier van mr. Weinans van 11 juni 2018 met één bijlage;
- het faxbericht van de GI van 27 juni 2018 met één bijlage.
3.De beoordeling
eerstebestreden beschikking van 27 februari 2018, heeft de rechtbank een spoedmachtiging verleend aan de GI om [minderjarige] met ingang van 27 februari 2018 tot uiterlijk 13 maart 2018 uit huis te plaatsen in een accommodatie voor pleegzorg.
tweedebestreden beschikking van 12 maart 2018, is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 10 mei 2018 tot 10 november 2018. Tevens heeft de rechtbank hierbij – voor zover thans relevant – de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd met ingang van 13 maart 2018 tot 10 november 2018.
allezorgen die reeds bestonden, – niet enkel op basis van het incident van 27 februari 2018 – , is het hof van oordeel dat de situatie ernstig genoeg was om onverwijld ingrijpen in de thuissituatie van [minderjarige] te rechtvaardigen zonder hierbij het horen van de moeder en de stiefvader af te wachten. Van strijd met artikel 6 EVRM is hierbij geen sprake. Het hof tekent daarbij aan dat de spoedmachtiging betrekking had op een periode van twee weken. Hoewel een uithuisplaatsing voor kinderen en hun ouders een zeer heftige maatregel is, is het een maatregel voor een relatief korte duur die er mede toe strekt om meer duidelijkheid over de feitelijke situatie te verkrijgen. Deze duidelijkheid was dringend nodig.