In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De moeder, hierna te noemen: de moeder, heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 januari 2018, waarin haar verzoeken om een contra-expertise en om screening van haar ouders voor een netwerkplaatsing zijn afgewezen. De moeder stelt dat het onderzoek door Keinder onzorgvuldig is uitgevoerd en dat zij onvoldoende betrokken is bij de beslissingen die de kinderen aangaan. De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2018 zijn de moeder, de GI, de pleegouders en de vader als informant gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende rapportages en brieven die relevant zijn voor de zaak. Het hof overweegt dat de moeder geen beroep heeft ingesteld tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing, waardoor deze beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan. Dit betekent dat het verzoek om een contra-expertise niet kan leiden tot een beslissing in deze zaak.
Het hof concludeert dat het verzoek van de moeder niet kan slagen, omdat het niet in het belang van de kinderen is om hen te belasten met een nieuw onderzoek. De kinderen hebben al een lange tijd in het pleeggezin gewoond en hebben behoefte aan stabiliteit en continuïteit. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.