In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een tijdelijke voogd voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft de vraag of [appellante], de biologische moeder van de kinderen, van rechtswege gezagdragende ouder is. Het hof heeft eerder een deskundigenonderzoek gelast naar het biologisch moederschap, waaruit bleek dat [appellante] inderdaad de moeder is. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de benoeming van een tijdelijke voogd, maar het hof oordeelt dat er geen vacuüm in de gezagsuitoefening is, omdat [appellante] het gezag kan uitoefenen en haar verblijfplaats bekend is. Het hof concludeert dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden vernietigd en wijst het verzoek van de Raad af. Tevens worden de kosten van het DNA-onderzoek ten laste van 's Rijks kas gebracht.