Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[de vader],
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de familie [de pleegouders],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Rütten;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de vader, bijgestaan door mr. Mestrini;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de pleegouders.
3.De beoordeling
nuondersteunt. Gelet hierop verwacht het hof dat als de bestreden beschikking wordt vernietigd en het verblijf van [minderjarige] in het pleeggezin wordt gecontinueerd met een jaarlijks te verlengen ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing, de situatie omtrent het perspectief van [minderjarige] onrustig blijft. Bovendien zal de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin jaarlijks ter toetsing aan de rechter moeten worden voorgelegd. Aan de verlengingsverzoeken zullen besprekingen en rapportages vooraf gaan die voor onrust kunnen zorgen bij de betrokkenen, hetgeen zijn doorwerking zal hebben op [minderjarige] . Voorts zal [minderjarige] zelf vanaf haar twaalfde levensjaar door de rechter in de gelegenheid moeten worden gesteld haar mening kenbaar te maken over de verlenging van de bewuste maatregelen, met de daarmee voor haar gepaard gaande onrust en mogelijke onzekerheid van dien. Ook langs andere weg zal [minderjarige] bij de jaarlijkse verlenging van die maatregelen worden betrokken. Gelet op artikel 799a lid 2 en lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet het verzoekschrift betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing namelijk vermelden of, en zo ja, op welke wijze de inhoud dan wel de strekking van het verzoekschrift is besproken met de minderjarige en welke reactie de minderjarige hierop heeft gegeven.