ECLI:NL:GHSHE:2018:3043

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
200.224.852_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewindvoering en ontslag bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 juni 2017, waarin het verzoek van [appellant] tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder werd afgewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 mei 2018, waarbij de bewindvoerder en de advocaat van [appellant] aanwezig waren. [appellant] zelf was niet ter zitting verschenen. De bewindvoerder, h.o.d.n. Stichting Saldo in de Plus, heeft aangegeven dat er jaarlijks contact is met [appellant], maar dat deze behoefte heeft aan meer persoonlijk contact. [appellant] heeft in zijn beroepschrift aangegeven dat hij geen vertrouwen meer heeft in de bewindvoerder, omdat deze zou hebben aangegeven dat het verzoek om ontslag afkomstig is van zijn stiefvader. De bewindvoerder heeft echter gesteld dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag en dat het contact met [appellant] goed verloopt. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen reden is om de bewindvoerder te ontslaan. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van [appellant] afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 12 juli 2018
Zaaknummer: 200.224.852/01
Zaaknummer eerste aanleg: 5890262 BM VERZ 17-1987
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. R.G.P. Voragen,
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
- [bewindvoerder] , h.o.d.n. Stichting Saldo in de Plus (hierna te noemen: de bewindvoerder).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 juni 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 september 2017, heeft [appellant] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en de heer [voorgestelde opvolgend bewindvoerder] als nieuwe bewindvoerder toe te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 mei 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Voragen, namens [appellant] ;
  • de bewindvoerder.
2.3.1.
[appellant] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlage van de bewindvoerder d.d. 15 december 2017.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 7 november 2011 is over de goederen die [appellant] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld. De bewindvoerder is thans [bewindvoerder] h.o.d.n. Stichting Saldo in de Plus.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [appellant] tot ontslag van de bewindvoerder en gelijktijdige benoeming van de voorgestelde opvolgende bewindvoerder, de heer [voorgestelde opvolgend bewindvoerder] h.o.d.n. [bewindvoering] Bewindvoering, afgewezen.
3.3.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[appellant] voert in het beroepschrift, zoals door zijn advocaat aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan. [appellant] heeft behoefte aan meer persoonlijk contact met de bewindvoerder dan nu het geval is. Ook stoort het [appellant] dat de bewindvoerder heeft aangegeven dat het verzoek van zijn stiefvader afkomstig is. Hierdoor heeft [appellant] geen vertrouwen meer in de bewindvoerder. De heer [voorgestelde opvolgend bewindvoerder] heeft toegezegd dat hij viermaal per jaar contact zal hebben met [appellant] . Het bezoek van de heer [voorgestelde opvolgend bewindvoerder] draagt er ook aan bij dat [appellant] zijn huis -tevoren- ordentelijk maakt.
3.5.
De bewindvoerder voert ter zitting, kort samengevat, het volgende aan. De bewindvoerder heeft eenmaal per jaar persoonlijk contact met [appellant] en tot eind vorig jaar heeft [appellant] hier nooit een punt van gemaakt. Het is voor de bewindvoerder niet duidelijk waarom [appellant] nu meer contact wil. Tot op dit moment is er een tot twee keer per maand telefonisch contact. Dat contact verloopt niet vervelend. Viermaal per jaar persoonlijk contact is niet gebruikelijk, zeker niet als er geen financiële problemen zijn, en kan de bewindvoerder ook niet waarmaken. De bewindvoerder heeft de opmerkingen van [appellant] wel meegenomen en extra inspanningen verricht. Hij heeft de rekening en verantwoording met [appellant] besproken en hij heeft [appellant] in april van dit jaar benaderd voor een nieuwe afspraak, maar deze afspraak is tweemaal door [appellant] geannuleerd.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof niet gebleken van gewichtige redenen voor ontslag van de bewindvoerder. Voorop gesteld wordt dat gesteld noch gebleken is dat de bewindvoerder tekort schiet in zijn taak als bewindvoerder. Naar het hof begrijpt ligt het probleem van [appellant] met de huidige bewindvoerder vooral in de omstandigheid dat hij – naast het telefonisch contact – behoefte heeft aan tenminste viermaal per jaar persoonlijk contact met de bewindvoerder. Nog daargelaten de vraag of dit van de bewindvoerder gevergd kan worden, zeker als er geen directe noodzaak toe bestaat, [appellant] is niet ter zitting verschenen om deze behoefte nader toe te lichten. Tot april 2017 heeft [appellant] ook nimmer zijn ongenoegen geuit over de frequentie van het persoonlijk contact. Dat de vier bezoeken van de bewindvoerder eraan zouden kunnen bijdragen dat [appellant] zijn huis op orde maakt, brengt niet de verplichting voor de bewindvoerder met zich het persoonlijk contact te intensiveren. Uit hetgeen de bewindvoerder naar voren heeft gebracht blijkt bovendien dat hij wel degelijk bereid is om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van [appellant] . Overigens heeft de bewindvoerder – onweersproken – naar voren gebracht dat [appellant] tot tweemaal toe een afspraak heeft geannuleerd. Het hof is verder ook niet gebleken dat sprake zou zijn van een vertrouwensbreuk dan wel een onwerkbare relatie tussen [appellant] en de bewindvoerder. Het bewind en het telefonisch contact tussen de bewindvoerder en [appellant] verloopt nog altijd goed, aldus de bewindvoerder. Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding de bewindvoerder ontslag te verlenen.
3.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 juni 2017;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel. C.N.M. Antens en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is op 12 juli 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.