ECLI:NL:GHSHE:2018:3037

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
200.223.165_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juni 2017, waarin een zorgregeling voor de minderjarige kinderen is vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.G.J. de Vries, verzoekt de beschikking te vernietigen. De bijzondere curator, mr. J. Stappaerts-Zijlmans, vertegenwoordigt de minderjarigen, terwijl de moeder als belanghebbende is aangemerkt. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2018 zijn de vader, de moeder, de bijzondere curator en de vertegenwoordiger van de raad gehoord. De kinderen hebben ook hun mening kenbaar gemaakt. De ouders zijn eerder gehuwd geweest en hebben samen twee kinderen, die bij de moeder verblijven. De rechtbank had eerder een regeling getroffen voor het verblijf van de kinderen en de contactregeling met de vader. De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting hebben de partijen overeenstemming bereikt over een nieuwe contactregeling, waarbij de vader nu recht heeft op contact met de kinderen op zaterdag van 12.00 uur tot 22.00 uur. Het hof heeft besloten de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot 11 oktober 2018 om de evaluatie van de contactregeling af te wachten. De beschikking is op 12 juli 2018 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 12 juli 2018
Zaaknummer: 200.223.165/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/312813 / FA RK 16-4904
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.G.J. de Vries,
tegen
mr. J. Stappaerts-Zijlmans,
hierna te noemen: de bijzondere curator,
handelend in haar hoedanigheid van bijzondere curator van de minderjarigen:
[minderjarige 1],
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
en
[minderjarige 2],
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
advocaat: mr. J. Stappaerts-Zijlmans.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [belanghebbende] (hierna te noemen : de moeder).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juni 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 september 2017, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en verder verzocht zoals in het beroepschrift is weergegeven.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 9 november 2017, heeft de bijzondere curator verweer gevoerd.
2.3.
Bij verweerschrift ingekomen ter griffie op 13 november 2017, heeft de moeder verweer gevoerd.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 mei 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. De Vries;
  • de bijzondere curator;
  • de moeder, bijgestaan door mr. A.A.M. Schutte;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.
Het hof heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 22 mei 2017;
  • het journaalbericht met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 16 mei 2018.

3.De beoordeling

3.1.
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit hun huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] .
De kinderen verblijven bij de moeder. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van 20 november 2009 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen de vader en moeder uitgesproken en zijn de getroffen onderlinge regelingen, zoals vermeld in het bij het verzoekschrift overgelegde convenant en ouderschapsplan, opgenomen in de beschikking.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank voormelde beschikking van 20 november 2009 gewijzigd wat betreft de getroffen onderlinge regeling met betrekking tot het verblijf van de kinderen, zoals vermeld in het bij de beschikking behorende ouderschapsplan en een contactregeling vastgesteld inhoudende dat de vader gerechtigd is tot contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wekelijks op dinsdagmiddag na schooltijd tot 20.00 uur, waarbij de rechtbank er vanuit gaat dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dinsdag geen sportactiviteiten hebben. De door de vader verzochte vakantieregeling heeft de rechtbank afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Tijdens de zitting hebben de vader, de moeder en de bijzondere curator hun standpunten nader toegelicht en heeft de raad advies uitgebracht. Tijdens een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben de vader, de moeder en de bijzondere curator – in samenspraak met de kinderen – overeenstemming bereikt over hetgeen hen verdeeld houdt.
Zij zijn het navolgende overeengekomen.
De vader is gerechtigd tot contact met de kinderen iedere zaterdag van 12.00 uur tot 22.00 uur, waarbij de vader de sportactiviteiten van de kinderen tijdens het contactmoment zal faciliteren.
Indien (één van) de kinderen op zaterdagavond tijdens het contactmoment een andere activiteit heeft, dan vindt hiervoor de eerste keer geen compensatie plaats, hetgeen per kind geldt. Iedere volgende keer vindt er wel compensatie plaats, per kind en in onderling overleg te bepalen, bijvoorbeeld op zondag of de week erna.
Gedurende de weken dat de ouders en/of de kinderen op vakantie zijn, komen de contactmomenten te vervallen.
De overeengekomen regeling vangt aan op 9 juni 2018.
De ouders zijn verder overeengekomen dat zij zich tot hulpverlening zullen wenden voor een vorm van systeemtherapie. De ouders en de bijzondere curator verzoeken het hof de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot oktober van dit jaar teneinde de contactregeling te evalueren. Bij de evaluatie mogen de ouders en de bijzondere curator aangeven wat zij anders willen aan de contactregeling, maar zij zijn overeengekomen dat de regeling niet beperkter mag worden dan de thans overeengekomen regeling.
3.5.
Nu het hof niet is gebleken van beletselen voor toewijzing van hetgeen de ouders en de bijzondere curator verzoeken, zal het hof dienovereenkomstig beschikken. Het hof zal de verdere behandeling van de zaak aanhouden tot 11 oktober 2018 pro forma, teneinde het verloop van de overeengekomen contactregeling en het gewenste verdere verloop van de procedure af te wachten.

4.De beslissing

Het hof:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vader voorlopig gerechtigd is tot contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] iedere zaterdag van 12.00 uur tot 22.00 uur en verder op de wijze zoals hiervoor onder rechtsoverweging 3.4 is omschreven;
verzoekt de advocaten van partijen en de bijzondere curator het hof uiterlijk twee weken vóór na te melden pro forma datum te informeren omtrent het verloop van hetgeen partijen zijn overeengekomen en omtrent het gewenste verdere verloop van de procedure;
houdt iedere verdere beslissing met betrekking tot de omgangsregeling aan tot
PRO FORMA 11 oktober 2018.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is op 12 juli 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.