3.1Beoordeling re-integratie-inspanningen
(…)
Formeel gezien kunnen de inspanningen van de werknemer als voldoende beoordeeld worden, aangezien de werkgever geen inspanningen heeft gevraagd waaraan niet wordt voldaan. Aangezien geen inhoudelijke informatie over de behandeling in Hongarije beschikbaar is kan geen uitspraak gedaan worden over mogelijke nadelige effecten op de re-integratieactiviteiten.”
Bij brief van 1 juli 2013 schrijft [geïntimeerde] aan [appellant] onder meer:
“Sedert 10 november 2011 bent u ziek. (…)
Volgens de Wet Verbetering Poortwachter zijn werkgever en werknemer wettelijk verplicht al het mogelijke te doen wat in hun macht ligt om te komen tot reïntegratie.
Bovendien zult u moeten voldoen aan redelijke voorschriften, die erop zijn gericht u passende arbeid te laten verrichten.
Houdt u zich hier niet aan dan geeft de wet ons in dat geval de mogelijkheid sancties op te leggen, beginnend met het opschorten van het loon. Zo nodig gevolgd door het stoppen van het loon en uiteindelijk zelfs ontslag.
Sinds enige tijd verblijft u in het buitenland voor behandeling. Daarnaast liep er via Picos een traject bemiddeling naar ander werk. Dit is tijdelijk stop gezet in afwachting van het deskundige oordeel wat ik in mei jl. heb aangevraagd bij het UWV. Inmiddels heeft het UWV uitspraak gedaan.
Het is op dit moment voor mij als werkgever onvoldoende duidelijk in hoeverre uw behandeling in het buitenland bijdraagt aan de verhoging van uw belastbaarheid. Daarnaast is het van belang dat we optimaal gebruik maken van de activiteiten in spoor 2. Uw verblijf in het buitenland zal dit m.i. mogelijk in de weg staan. Het traject bij Picos zal per direct weer worden opgestart.
Om bovengenoemde redenen verzoek ik u binnen 5 werkdagen na dagtekening van deze brief terug te keren naar Nederland. Ik verwacht u op ons kantoor voor een gesprek op 8 juli 2013 om 10.00u”
Bij e-mailbericht van 5 juli 2013 nodigt de re-integratiecoach van Picos [appellant] uit om op 15 juli 2013 op de locatie van Picos in [kantoorplaats] te verschijnen.
Op maandag 8 juli 2013 verschijnt [appellant] ten kantore van [geïntimeerde] . Bij gelegenheid van dit gesprek (of daarna) ontvangt [appellant] een brief, gedateerd op 9 juli 2013, waarin [geïntimeerde] stelt dat zij het besluit van [appellant] om naar Hongarije te gaan heeft gerespecteerd omdat er daar sprake was van betere herstelmogelijkheden, waarin zij haar zorg uitspreekt over het verloop van het re-integratietraject en opmerkt dat begeleiding daarin vanuit Hongarije niet mogelijk is. [geïntimeerde] draagt [appellant] op om in Nederland te blijven en zich wekelijks op maandag om 10.00 uur op kantoor van [geïntimeerde] te melden. [geïntimeerde] verleent [appellant] toestemming om van 27 juli tot en met 18 augustus 2013 vakantie op te nemen en sluit de brief af met de opmerking dat [appellant] zich na zijn vakantie in overleg met Picos moet inschrijven bij ten minste vijf uitzendbureaus.
Bij e-mailbericht van 9 juli 2013 nodigt [geïntimeerde] [appellant] uit om op vrijdag 12 juli 2013 om 9.30 op kantoor te komen om te spreken over “de poortwachter documenten”. [appellant] antwoordt daarop dat hij zich op maandag 15 juli 2013 op kantoor moet melden en daarna bij Picos. Onduidelijk is overigens of op 9 juli 2013 nog een tweede e-mail aan [appellant] is gestuurd, zoals [appellant] heeft gesteld, waarin [appellant] wordt opgedragen om op donderdag 11 juli 2013 papieren te komen tekenen, zodat hij op vrijdag 12 juli 2013 naar de revalidatiearts in Hongarije kan, met als sanctie het opschorten van het salaris.
Bij e-mailbericht van 10 juli 2013, meldt [appellant] aan [geïntimeerde] dat hij afspraken voor de revalidatie niet kan verzetten en dat hij daarom op donderdag en vrijdag niet kan komen, maar in elk geval wel op maandag. Op maandag 15 juli 2013 om 08.35 uur mailt [appellant] aan [geïntimeerde] dat zijn vliegtuig vertraging heeft en dat hij daardoor niet tijdig op kantoor en bij Picos kan zijn.
[appellant] reageert bij e-mailbericht van 15 juli 2013 op een e-mailbericht van [medewerkster van geintimeerde] , een medewerkster van [geïntimeerde] , waarin hij aanvoert dat revalidatie in Hongarije was afgesproken met de bedrijfsarts, de huisarts, de verzekering en [directeur van geintimeerde] en dat dat traject nog twee weken liep. Hij merkt op dat hij in verband met zijn revalidatie in Hongarije op 16 juli niet kan verschijnen.
In reactie op dit e-mailbericht draagt [geïntimeerde] [appellant] bij e-mailbericht en bij brief van 15 juli 2013 op om zich op 16 juli 2013 om 14.30 uur te melden op haar kantoor, onder aankondiging van een loonsanctie in het geval dat [appellant] dan niet verschijnt.
[appellant] is op de uitnodigingen van [geïntimeerde] en Picos niet verschenen, niet vóór het week-end van 13 en 14 juli 2013, niet op maandag 15 juli 2013 en ook niet op dinsdag 16 juli 2013.
Bij brief van 16 juli 2013 deelt [geïntimeerde] mede dat zij de loonbetaling aan [appellant] met ingang van 16 juli 2013 opschort. Meer in het bijzonder schrijft [geïntimeerde] :
“(…)
We schorten per heden uw loonbetaling op en zullen deze hervatten na het tekenen van de bijstelling van het Plan van Aanpak. U kunt tekenen voor accoord of voor “gezien”.
In deze bijstelling staat als belangrijk punt dat wij twijfelen aan uw motivatie tot het verwerven en aanvaarden van werk in Nederland, en dat we daarom van u eisen dat u permanent hier verblijft behoudens de toegestane vakantie. We willen verder van u duidelijkheid over uw afspraken met uw behandelaar in Hongarije: een precies rooster met alle afspraken voor de komende maanden.”
Op 22 juli 2013 meldt [appellant] zich ten kantore van [geïntimeerde] . [appellant] bezoekt op of omstreeks die datum ook de bedrijfsarts. [appellant] stelt dat hij ook Picos heeft bezocht, maar dit blijkt naar het oordeel van het hof niet uit het overzicht van gesprekken en activiteiten op pagina 1 van de twee-maandelijkse rapportage van Picos van 25 juli 2013.
Bij brief van 13 augustus 2013 bevestigt [geïntimeerde] de loonopschorting voor de periode van 16 juli tot en met 26 juli 2013. [geïntimeerde] wijst [appellant] op de noodzaak om samen de WIA-aanvraag te ondertekenen en deelt [appellant] mede dat de loonbetalingen vanaf 19 augustus 2013 zullen worden hervat, wanneer [appellant] op 19 augustus op kantoor verschijnt, de UWV-documenten ondertekent, een afspraak maakt met Picos voor een vervolggesprek, zich permanent in Nederland vestigt en zich elke maandag op kantoor meldt. Voorts deelt [geïntimeerde] mede dat de betaling van het salaris zal worden opgeschort, wanneer [appellant] niet aan de gestelde voorwaarden voldoet.
Op 19 augustus 2013 is [appellant] op kantoor bij [geïntimeerde] verschenen, maar daarna niet meer.
Op 23 augustus 2013 stuurt [appellant] naar eigen zeggen een e-mail aan [geïntimeerde] met de navolgende inhoud:
“Beste [directeur van geintimeerde] ,
Na de vervelende confrontatie met Dhr [betrokkene] kan ik het niet meer aan om me op maandag te melden op kantoor.
Ik ben aangesproken voor hufterig gedrag en ben daar zeer van onder de indruk. Inmiddels heb ik andere medicijnen die mijn rijden sterk beinvloeden, rust wordt geadviseerd.
Jammer dat het allemaal zo moet lopen.”
[geïntimeerde] stelt deze mail niet ontvangen te hebben.
Op maandag 26 augustus 2013 stuurt [appellant] een e-mail aan [geïntimeerde] met de navolgende inhoud:
“Beste [directeur van geintimeerde] ,
Op dit moment kan ik de comfrontatie niet aan om me om 10 uur te melden op kantoor.”
Kennelijk naar aanleiding van vragen van het UWV beschrijft [geïntimeerde] in een brief van 30 september 2013 de gang van zaken rondom het re-integratietraject ten behoeve van [appellant] . Op woensdag 2 oktober 2013 stuurt [geïntimeerde] ter onderbouwing daarvan nog documentatie aan het UWV met betrekking tot de toegepaste loonsanctie.
In een e-mailbericht van 2 oktober 2013 van het UWV aan [geïntimeerde] schrijft de medewerkster van het UWV onder meer het navolgende:
“Zoals het er nu naar uitziet en er inderdaad een loonstop is ingezet door u, zal ik de re-integratie-inspanningen als voldoende beoordelen.
Ik moet nog wel eerst contact opnemen met de heer [appellant] alvorens ik een definitieve beslissing kan nemen.”
[geïntimeerde] heeft de loonopschorting niet opgeheven, zodat [appellant] vanaf 26 augustus 2013 geen loon meer heeft ontvangen.
De arbeidsovereenkomst is bij brief van 23 december 2013 met ingang van 1 maart 2014 opgezegd vanwege twee jaar onafgebroken arbeidsongeschiktheid.
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] in eerste aanleg - zakelijk weergegeven – de betaling van € 10.617,75 bruto wegens loon, vergoeding voor vakantiedagen en vakantietoeslag, de verhoging van artikel 7:625 BW over dit bedrag, € 800,= wegens buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente vanaf de dag waarop de gevorderde bedragen verschuldigd zijn geworden en de proceskosten, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] ten onrechte tot het opschorten van zijn loon is overgegaan. [geïntimeerde] heeft hiertegen – zakelijk weergegeven – onder verwijzing naar de feitelijke gang van zaken betoogd dat zij gerechtigd was de loonbetalingen stop te zetten.
6.2.3.Nadat bij tussenvonnis een comparitie van partijen was gelast en die comparitie ook was gehouden, heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 25 november 2015, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [appellant] ten dele toegewezen (tot een bedrag van € 5.868,93 bruto wegens verschuldigd loon, vergoeding voor vakantiedagen en vakantietoeslag), te vermeerderen met 10% wegens de verhoging op voet van artikel 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening. De proceskosten heeft de kantonrechter gecompenseerd. Het meer of anders gevorderde heeft de kantonrechter afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe – zakelijk weergegeven – overwogen dat de loonstop voor de periode van 15 juli 2013 tot 26 augustus 2013 ten onrechte is gehandhaafd, nadat [geïntimeerde] zich op 19 augustus 2013 bij [geïntimeerde] had gemeld. De kantonrechter heeft het loon over die periode berekend en toegewezen. Voor de periode vanaf 26 augustus 2013 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] zich zonder zwaarwegende redenen niet aan de controlevoorschriften heeft gehouden en dat om die reden vanaf 26 augustus 2013 terecht een loonstop is opgelegd.
6.3.1.[appellant] heeft in het principaal hoger beroep drie grieven aangevoerd en zijn eis gewijzigd. Hij heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke vernietiging van het beroepen vonnis (onder instandlating van de toegewezen bedragen) en daarnaast:
I. voor recht te verklaren dat de door [geïntimeerde] opgelegde loonsanctie vanaf 26 augustus 2013 onrechtmatig is;
II. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van het loon over de periode van 26 augustus 2013 tot 7 november 2013 ter hoogte van € 7.328,31 bruto;
III. [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te voldoen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ter hoogte van 50% over het onder II. verschuldigde bedrag;
IV. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onder II. en III. gevorderde bedragen, vanaf de dag dat deze verschuldigd zijn tot aan de dag van algehele voldoening;
V. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties,
alles zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
6.3.2.In incidenteel hoger beroep heeft [geïntimeerde] twee grieven aangevoerd en – zakelijk weergegeven - geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, voor zover een bedrag is toegewezen dat groter is dan € 2.475,27 bruto, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties.
6.3.3.[geïntimeerde] en [appellant] hebben elk in het principaal en in het incidenteel hoger beroep verweer gevoerd. Het hof komt daar bij de beoordeling voor zover nodig nader op terug.
In het principaal hoger beroep