ECLI:NL:GHSHE:2018:2932

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
K17/200465
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Sv door Bond van Wetsovertreders inzake niet vervolging burgemeester wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft de Bond van Wetsovertreders, vertegenwoordigd door een bestuurder, een klacht ingediend ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering tegen de beslissing van de officier van justitie om de burgemeester van Weert niet te vervolgen voor wederrechtelijke vrijheidsberoving. De klacht is ingediend naar aanleiding van een noodverordening die de burgemeester had uitgevaardigd, waardoor 26 asielzoekers tijdens Oud & Nieuw niet het terrein van het AZC mochten verlaten. De officier van justitie had besloten niet tot vervolging over te gaan, omdat er sprake was van een maatschappelijk belangenconflict.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van de klager beoordeeld. Het hof oordeelt dat de klager niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de 26 asielzoekers, die mogelijk door de vervolging van de burgemeester zouden worden gediend, zelf geen strafwet hebben overtreden. De klager, die zich richt op de vervolging van de burgemeester, handelt in strijd met de doelstellingen van de Bond van Wetsovertreders, die zich richt op het behartigen van de belangen van (ex)gedetineerden en wetsovertreders.

Het hof concludeert dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag en wijst het beklag af. Het hof overweegt verder dat het niet aannemelijk is dat een strafvervolging van de burgemeester zal leiden tot een veroordeling wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving, gezien zijn bestuursrechtelijke bevoegdheden. De beslissing is genomen op 17 mei 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Klachtnummer: K17/200465
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17 mei 2018 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

Bond van Wetsovertreders,

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: klager,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de bond] , bestuurder,
over de beslissing van de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Brabant tot het niet vervolgen van:

[beklaagde] ,

burgemeester van de gemeente Weert,
hierna te noemen: beklaagde,
wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving.

De feitelijke gang van zaken.

Op 10 januari 2017 is namens klager tegen beklaagde aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Bij brief van 4 september 2017 is door de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat sprake is van een maatschappelijk belangenconflict.
Hierop is namens klager bij brief van 27 oktober 2017 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 1 november 2017, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 5 februari 2018, onder toevoeging van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie van 21 december 2017, het hof geadviseerd primair klager in het beklag niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair het beklag af te wijzen.
Op 3 april 2018 is het klaagschrift in raadkamer van het hof aan de orde gesteld.

De beoordeling.

Op 10 januari 2017 is door klager aangifte gedaan tegen de burgemeester van de gemeente Weert wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving. Op 31 december 2016 heeft de burgemeester namelijk een noodverordening uitgevaardigd, ertoe strekkende dat een 26-tal asielzoekers tijdens Oud & Nieuw op straffe van huisarrest niet het terrein van het AZC mocht verlaten.
Blijkens de statuten van de Bond van Wetsovertreders stelt deze vereniging zich ten doel het behartigen van de belangen van (ex)gedetineerden en wetsovertreders in de ruimste zin van het woord.
Het hof overweegt als volgt:
Volgens vaste jurisprudentie kan slechts degene die door het achterwege blijven van een strafvervolging getroffen is in een belang dat hem of haar bepaaldelijk aangaat, worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv. Gelet op het tweede lid van dit artikel kan een rechtspersoon rechtstreeks belanghebbende zijn wanneer de rechtspersoon krachtens zijn doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een belang behartigt dat door de beslissing tot niet vervolgen wordt getroffen.
In de onderhavige zaak wenst klager vervolging van een persoon die in de visie van klager nu juist de strafwet heeft overtreden. Dat is derhalve precies de tegenovergestelde situatie dan het in de statuten omschreven belang. Voor zover klager mogelijkerwijs wenst te betogen dat klager door vervolging van beklaagde de belangen hoopt te dienen van de 26 asielzoekers tegen wie de noodverordening gericht was, is het hof van oordeel dat dit nog niet maakt dat klager ontvankelijk wordt. Immers, de 26 asielzoekers hebben voor zover bekend (nog) niet enige strafwet overtreden en kunnen dus evenmin onder de doelstelling van klager worden gebracht.
Naar het oordeel van het hof kan derhalve klager niet als rechtstreeks belanghebbende in voormelde betekenis worden aangemerkt. Mitsdien is klager kennelijk niet-ontvankelijk in het beklag en dient het beklag op die grond te worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 12d, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering worden afgezien van het horen van klager in raadkamer.
Ten overvloede overweegt het hof dat redelijkerwijs niet te verwachten valt dat strafvervolging van beklaagde, zijnde een burgemeester die een bestuursrechtelijke bevoegdheid hanteert, zal leiden tot een veroordeling wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving.

De beslissing.

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag en wijst het beklag op die grond af.
Aldus gegeven door
mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
op 17 mei 2018.
Mr. B. Stapert is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.