ECLI:NL:GHSHE:2018:2882

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
000565-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot schorsing en opheffing voorlopige hechtenis

Op 28 juni 2018 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de verdachte tegen de afwijzing van de rechtbank van zijn verzoek tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte was eerder door de rechtbank in eerste aanleg geconfronteerd met een afwijzing van zijn verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, wat leidde tot het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing, omdat volgens artikel 406, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, hoger beroep tegen die beslissing alleen gelijktijdig met het hoger beroep tegen de einduitspraak kan worden ingesteld.

Wat betreft het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, heeft het hof geconstateerd dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan. De verdachte wordt verweten een auto in brand te hebben gestoken, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Het hof heeft daarbij gekeken naar de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde. De brandstichting heeft geleid tot ontruimingen van nabijgelegen woningen en schade aan andere voertuigen, wat een gevoel van onveiligheid in de gemeenschap heeft veroorzaakt. Het hof oordeelt dat het onaanvaardbaar zou zijn om de verdachte in vrijheid te laten wachten op zijn berechting, gezien de ernst van de beschuldigingen.

Het hof heeft ook andere beschuldigingen tegen de verdachte in overweging genomen, waaronder gekwalificeerde diefstallen en poging tot zware mishandeling van politieambtenaren. Gezien de omstandigheden en de ernst van de feiten, heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing van de rechtbank is bevestigd, en het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Bijzondere zaak, nummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank [plaats] van [datum], waarbij namens:

[naam verdachte]

geboren [datum] te [plaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in PI [plaats]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank [plaats] van [datum], bij welke beslissing het verzoek tot opheffing c.q. schorsing van de aan [naam verdachte] opgelegde voorlopige hechtenis werd afgewezen.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsman.
Het hof heeft gezien de akte rechtsmiddel van [datum], bij welke akte namens verdachte tijdig hoger beroep is ingesteld tegen zowel de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, alsmede tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, welke verzoeken ter terechtzitting van [datum] zijn gedaan.
Wat betreft het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt het hof als volgt.
Gedurende de terechtzitting van [datum] in eerste aanleg is namens verdachte verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, welk verzoek door de meervoudige kamer van de rechtbank ter terechtzitting is afgewezen. Het hof is van oordeel dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde hoger beroep tegen de ter terechtzitting genomen beslissing tot afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Gelet op het bepaalde in artikel 406, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat tegen die beslissing slechts hoger beroep open gelijktijdig met het hoger beroep tegen de einduitspraak.
Wat betreft het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis overweegt het hof als volgt.
Uit het dossier blijkt dat aan verdachte onder meer wordt verweten een auto, gelegen in een woonwijk, in brand te hebben gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Tijdens het onderzoek in raadkamer en uit het procesdossier is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan het hof tot de slotsom is gekomen dat er ernstige bezwaren tegen verdachte bestaan dat hij het hem in de vordering verweten feit(en) heeft begaan. Hierbij heeft het hof onder meer gelet op de processen-verbaal van aangiften, het proces-verbaal van bevindingen van [datum] alsmede het proces-verbaal van bevindingen van [datum]. Dit verwijt betreft een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 12 jaren of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Hierbij heeft het hof acht geslagen op de omstandigheid dat de brand in een willekeurige auto, in een woonwijk, nabij woningen en andere auto’s is gesticht, waardoor een groot gevoel van onveiligheid is veroorzaakt. Vanwege de brandstichting zijn immers [aantal] nabij gelegen woningen met spoed ontruimd en hebben [aantal] andere auto´s schade ondervonden. Gezien de wijze waarop en de omstandigheden waaronder dit vermoedelijk begane feit werd gepleegd, moet worden aangenomen, dat het zou strijden met de heersende rechtsovertuiging en dat het in de samenleving onbegrijpelijk en onaanvaardbaar zou worden gevonden als verdachte de berechting in vrijheid zou mogen afwachten. Dat zou tot maatschappelijke onrust kunnen leiden. Derhalve is er sprake van een ernstig geschokte rechtsorde.
Ook ter zake de overige aan verdachte verweten feiten, te weten de twee gekwalificeerde diefstallen van de [merk auto] en de kentekenplaten alsmede de poging tot zware mishandeling van twee ambtenaren van de landelijke eenheid van de politie, zijn voldoende ernstige bezwaren aanwezig jegens verdachte.
Ter zitting in raadkamer is namens verdachte een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend. Het hof overweegt als volgt.
In een geval van een feit ten aanzien waarvan jegens verdachte ernstige bezwaren bestaan waar volgens de wettelijke omschrijving twaalf jaren of meer gevangenisstraf op staat en waardoor de rechtsorde ernstig geschokt is, is schorsing van de voorlopige hechtenis slechts aan de orde wanneer er sprake is van bijzondere zwaarwegende omstandigheden betreffende de persoon van de verdachte, aangezien anders door de samenleving niet wordt begrepen dat de verdachte zijn berechting in vrijheid mag afwachten. Van dergelijke omstandigheden is het hof vooralsnog niet gebleken, weshalve het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden afgewezen.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Wijst af het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Bevestigt de beslissing waarvan beroep met betrekking tot de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Wijst af het ter zitting gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 28 juni 2018
door mr. R.R. Everaars-Katerberg, voorzitter, mr. J.P.F. Rijken en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw. B. Yazi-Koçyilmaz, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 28 juni 2018
Gezien d.d.
De directeur van [plaats]