ECLI:NL:GHSHE:2018:288

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
200.187.251_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de contactregeling tussen ouders en minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 december 2015, waarin een contactregeling met de minderjarigen is vastgesteld. De vader verzoekt om de beschikking te vernietigen en een nieuwe contactregeling vast te stellen. De moeder verzoekt de beschikking te bekrachtigen en heeft incidenteel appel ingesteld. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2017 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad. De minderjarigen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hun mening kenbaar te maken. De ouders zijn het erover eens dat contact tussen de vader en de kinderen belangrijk is, maar dat de kinderen niet gedwongen kunnen worden tot contact. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 27 april 2007. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en een nieuwe contactregeling vastgesteld, waarbij de ouders zich moeten inspannen om contact tussen de vader en de kinderen te faciliteren, maar de kinderen de vrijheid hebben om zelf te bepalen of en in hoeverre zij contact willen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 25 januari 2018
Zaaknummer: 200.187.251/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/266806 / FA RK 13-4242.2
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.W.M.J. van Rooij.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 december 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 maart 2016, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de contactregeling met de nader te noemen minderjarigen [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en opnieuw rechtdoende te bepalen;
  • dat de vader gerechtigd is tot contact met [minderjarige 3] en [minderjarige 2] gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.30 uur, waarbij rekening wordt gehouden met de sportactiviteiten en waarbij de moeder de vader woensdagavond informeert over de sportactiviteiten van de kinderen;
  • dat de vader gerechtigd is tot contact met [minderjarige 1] , gedurende een weekend per maand, waarbij de moeder de vader op woensdagavond informeert over de sportactiviteiten van [minderjarige 1] ;
  • dat de moeder haar medewerking dient te verlenen aan deze contactregeling onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat zij in gebreke blijft.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 april 2016, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tevens heeft de moeder incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de bepaling dat de moeder de vader op vrijdagavond dient te informeren over de sportactiviteiten van de kinderen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 23 maart 2016;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 2 januari 2017;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 3 januari 2017;
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 januari 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Wijk;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Rooij;
  • de raad, vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger van de raad 1] ,
Van het verhandelde ter zitting heeft het hof proces-verbaal opgemaakt.
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
2.3.2.
Van het verhandelde ter zitting op 5 januari 2017 heeft het hof proces-verbaal opgemaakt. Dit proces-verbaal is naar de ouders en de raad verzonden.
2.4.
Het hof heeft vervolgens kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 31 juli 2017;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 1 augustus 2017.
2.5.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Wijk;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Rooij;
  • de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad 2] .
2.5.1.
Het hof heeft ook ter gelegenheid van deze mondelinge behandeling de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan nu wel gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van de ouders en de raad gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest.
Uit het huwelijk van de ouders zijn geboren:
  • [de meerderjarige] (hierna: [de meerderjarige] ), op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] .
[de meerderjarige] is inmiddels meerderjarig.
De ouders zijn met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (hierna: de kinderen) belast.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 27 april 2007 heeft de rechtbank ‘s-Hertogenbosch tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 22 augustus 2007 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang,
een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader gerechtigd is tot omgang met de kinderen wekelijks op zondag van 09.00 uur tot 19.30 uur.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald:
  • dat de vader gerechtigd is tot contact met [minderjarige 3] en [minderjarige 2] gedurende iedere zondag, waarbij rekening wordt gehouden met hun sportactiviteiten;
  • dat de vader gerechtigd is tot contact met [minderjarige 1] gedurende een zondag in de vier weken;
  • dat de moeder de vader op vrijdagavond dient te informeren over de sportactiviteiten van de kinderen.
Het verzoek van de vader om een dwangsom op te leggen ten behoeve van nakoming van de contactregeling is door de rechtbank afgewezen.
3.4.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift en het verweerschrift voor de in hoger beroep aangevoerde grieven en weren.
3.5.1.
Ter zitting van het hof op 5 januari 2017 zijn de ouders overeengekomen dat het in het belang van de kinderen is dat zij als ouders naar hen toe uitstralen dat het goed is dat er contact is tussen de vader en de kinderen.
Afgesproken is dat de ouders met de drie kinderen op 2 februari op 19.00 uur bij elkaar komen voor een gezamenlijk gesprek om te bezien of tot contactherstel kan worden gekomen.
Verder is afgesproken dat de ouders zich zullen gaan inspannen de beide ter zitting uitgesproken doelen te gaan realiseren, waar nodig met hulp van de advocaten.
Met het hof is overeengekomen dat de verdere behandeling van de zaak voor de duur van zes maanden pro forma (tot 1 augustus 2017) werd aangehouden in afwachting van de verdere ontwikkelingen naar aanleiding van het gesprek op 2 februari.
3.6.
Bij voormeld V6-formulier van 31 juli 2017 heeft mr. Van Rooij een brief overgelegd waarin zij namens de moeder het volgende aanvoert.
Na de zitting van 5 januari 2017 heeft eenmaal een “familiegesprek” plaatsgevonden. De ouders hebben met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op een neutrale plek circa anderhalf uur met elkaar gesproken.
[minderjarige 1] heeft haar vader verteld “er klaar mee te zijn”. [minderjarige 2] heeft aangegeven af en toe een afspraak met zijn vader te willen maken. [minderjarige 2] is één keer met zijn vader naar ’ [plaats] geweest. [minderjarige 3] heeft contact met haar vader via Whatsapp, maar sinds twee maanden is ook dit contact er niet meer.
Wat de moeder betreft kan de zaak op de stukken worden afgedaan.
3.7.
Bij voormeld V6-formulier van 1 augustus 2017 heeft mr. Van Wijk een brief overgelegd waarin zij namens de vader het volgende aanvoert.
Gedurende het familiegesprek zijn afspraken gemaakt om tot een contactherstel te komen. Na afloop van het gesprek heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen de vader en [minderjarige 2] . Het contact tussen [minderjarige 3] en de vader heeft met name via Whatsapp plaatsgevonden. De vader heeft in deze periode ook kaarten verzonden aan de kinderen.
De vader heeft moeten constateren dat er in de afgelopen twee maanden wederom geen contact met de kinderen was. De vader betreurt dit ten zeerste en stelt dat, ondanks de goede bedoelingen en initiatieven van beide ouders, er geen duurzaam contactherstel is, hetgeen de vader wel in het belang van de kinderen acht.
De vader wenst een voortzetting van de mondelinge behandeling in de hoop dat dit wederom leidt tot initiatieven van de ouders.
3.8.
Ter zitting van het hof op 12 december 2017 hebben de ouders het hof geïnformeerd over de actuele stand van zaken.
Vervolgens heeft het hof met de ouders en de raad gesproken over hetgeen de kinderen hebben verklaard tijdens het gesprek voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het hof. Hetgeen de kinderen wensen komt er in de kern op neer dat zij willen dat de vader de procedure staakt en het contact met hen niet langer afdwingt.
Het hof heeft de zitting vervolgens enige tijd geschorst om de ouders in de gelegenheid te stellen om in overleg (tezamen met hun advocaten en de raad) te praten over de mogelijkheden om op een voor de kinderen vrijblijvende manier invulling te geven aan het contact(herstel) tussen de vader en de kinderen.
3.9.
Na de hervatting van de zitting heeft de vader het hof medegedeeld dat hij zijn verzoek in hoger beroep wijzigt in die zin dat hij het hof thans verzoekt een contactregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen die het hof in het belang van de kinderen acht.
De vader wenst door betrokkenheid bij het sporten van kinderen en het tonen van interesse daarin, te werken aan het herstel van de band met de kinderen. De ouders hebben afgesproken dat, wanneer de vader om informatie over de sporttijden en -locaties van de kinderen vraagt, de moeder aan de kinderen zal vragen of zij op dat moment die informatie met de vader willen delen. Het hof begrijpt dat de moeder ook haar verzoek in incidenteel appel in zoverre wijzigt.
De ouders zijn het er voorts over eens dat contact tussen de vader en de kinderen de inzet van de inspanningen van de ouders dient te blijven, maar dat de kinderen, gezien hun leeftijd, fase van ontwikkeling en vele sociale en sportactiviteiten, niet tot dat contact gedwongen kunnen worden.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.10.2.
Het hof stelt vast dat niet in geschil is dat sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de beschikking van 27 april 2007.
3.10.3.
Het hof heeft de ouders ter zitting voorgehouden het in het belang van de kinderen noodzakelijk te achten dat tussen de vader en de kinderen een contactregeling geldt die inhoudt dat daar waar er mogelijkheden zijn voor contact tussen de vader en (één van) de kinderen, deze mogelijkheden door de ouders worden benut en beide ouders zich inspannen om het contact daadwerkelijk te laten plaatsvinden, maar waarbij de kinderen de vrijheid wordt gelaten of en in hoeverre zij daarop ingaan. Contact tussen de vader en de kinderen vindt dan slechts plaats op die momenten dat de kinderen het zelf (ook) wensen.
Het hof acht het voorts van belang dat, zoals de ouders hebben afgesproken, wanneer de vader om informatie over de sporttijden en -locaties van de kinderen vraagt, de moeder aan de kinderen zal vragen of zij op dat moment die informatie met de vader willen delen. Indien de kinderen daarmee instemmen zal de moeder die informatie onverwijld met de vader delen. De moeder dient het als onderdeel van haar ouderlijke verantwoordelijkheid te beschouwen dat zij de vader van informatie voorziet die hem in staat stelt om aan de kinderen zijn interesse en betrokkenheid te tonen.
3.10.4.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de tussen de ouders gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 december 2015;
wijzigt de tussen de ouders gegeven beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 27 april 2007, voor zover het betreft de daarin vastgestelde contactregeling tussen de vader en de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ;
stelt tussen de vader en de minderjarigen een contactregeling vast die inhoudt dat de vader en de kinderen recht hebben op contact met elkaar op een wijze als hierboven omschreven onder rechtsoverweging 3.10.3., conform de ter zitting gewijzigde verzoeken van de ouders;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.A.R.M. van Leuven en P. Vlaardingerbroek en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2018.