Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 17 januari 2017;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 mei 2017;
- het proces-verbaal van contra-enquête van 27 september 2017;
- het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 11 januari 2018;
- de memorie na enquête van [appellante] met producties;
- de antwoordmemorie na enquête van [geïntimeerde] met producties.
6.De verdere beoordeling
met iemand(onderstreping hof) van [appellante] een gesprek heeft gehad over de heer [geïntimeerde] , dat hij niet meer weet wie dat was, dat het wel iemand uit de hogere echelons was, maar dat hij niet zeker weet of dat iemand uit het bestuur was. Gelet hierop kan, anders dan [geïntimeerde] doet, niet worden vastgesteld dat het gesprek tussen de heer [toezichthouder 1] en de heer [leider team Toezicht] met de heer [directeur] is gevoerd. De verklaring van [toezichthouder 1] geeft zelfs aanleiding om aan te nemen dat hij het gesprek waarover hij hiervoor heeft verklaard, niet met de heer [directeur] heeft gevoerd. Immers aan de heer [toezichthouder 1] is een deel van de verklaring van de heer [directeur] voorgehouden. Dat leidde er niet toe dat de heer [toezichthouder 1] de heer [directeur] als zijn gesprekspartner herkende. Hij verklaart naar aanleiding van het voorhouden van de verklaring van [directeur] slechts dat hij toen ook wel eens met de heer [directeur] sprak, dat de heer [leider team Toezicht] toezichthouder was en dat de heer [leider team Toezicht] vaker met functionarissen van [appellante] sprak en ook alleen en dat hij niet weet of de heer [leider team Toezicht] het gesprek dat hij, de heer [leider team Toezicht] , met de heer [directeur] heeft gehad aan hem, [toezichthouder 1] , heeft teruggekoppeld. De stellingen van [geïntimeerde] voor zover zij in zijn memorie na enquête (nr. 7 e.v.) voortbouwen op het uitgangspunt dat het gesprek waarover de heer [toezichthouder 1] verklaart met de heer [directeur] is gevoerd, missen dus naar het oordeel van het hof feitelijke grondslag.
meerdere gesprekken(onderstreping hof) met [appellante] aan de orde is geweest, dat deze gesprekken zijn gevoerd met
verschillende medewerkers van DNB en dat de boodschap die aan [appellante] is gegeven wisselend was(onderstreping hof). Het voorgaande maakt dat aan de inhoud van andere gesprekken dan het gesprek tussen de heer [directeur] en de heer [leider team Toezicht] waarover de heer [directeur] heeft verklaard, niet het gevolg kan worden verbonden dat het gesprek tussen de heer [directeur] en de heer [leider team Toezicht] met de inhoud zoals verklaard door de heer [directeur] niet zou hebben plaatsgevonden of een andere inhoud zou hebben gehad.