3.8.Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c en d Fw, te beoordelen of er bij [appellant] , in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door zijn doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling en het doen of laten ontstaan van bovenmatige schulden.
3.8.2.Vast staat, te meer nu hij zulks bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep ook nadrukkelijk heeft erkend, dat [appellant] de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen, niet na behoren, feitelijk nagenoeg in het geheel niet, is nagekomen. Zo heeft [appellant] de bewindvoerder gedurende zijn schuldsaneringsregeling slechts éénmaal, op 10 april 2017, van informatiebescheiden voorzien. Daarmee is de bewindvoerder (structureel) belemmerd in de uitoefening van de op hem rustende taken (zie bijvoorbeeld artikel 316 lid 1 Fw). Bij gebreke van diverse en bij herhaling opgevraagd informatie(bescheiden) is het voor de bewindvoerder immers niet mogelijk geweest om de exacte hoogte van het vtlb en de maandelijkse boedelbijdrage vast te stellen. Nu [appellant] tot op heden nog geen enkele boedelafdracht heeft verricht acht het hof het daarbij vooralsnog aannemelijk dat er, zoals door de bewindvoerder wordt gesteld, ook sprake is van een boedelachterstand.
Voorts heeft [appellant] structureel verzuimd aan te tonen dat hij in voldoende mate en op een juiste wijze (aanvullend) heeft gesolliciteerd en heeft [appellant] een fors aantal nieuwe, en gelet op de hoogte van zijn besteedbare inkomen bovendien ook als bovenmatig aan te merken, schulden laten ontstaan. Daarbij is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de geconstateerde tekortkomingen [appellant] niet kunnen worden verweten (vgl. HR 12 juni 2009, NJ 2009, 270).
3.8.3.Daar staat evenwel tegenover dat [appellant] thans in ieder geval een aantal, naar eigen zeggen alle, ontbrekende informatie(bescheiden) alsnog aan zijn bewindvoerder heeft doen toekomen. Nu de bewindvoerder vanwege het feit dat deze informatie(bescheiden) slechts één dag voor de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn overgelegd begrijpelijkerwijs nog niet tot een bestudering en analyse hiervan heeft kunnen overgaan, is vooralsnog ongewis of op basis van deze informatie de hoogte van het vtlb en daaruit volgend de hoogte van de maandelijkse boedelbijdrage dient te worden herberekend. Een dergelijke herberekening zal vervolgens ook zijn weerslag hebben op de hoogte van de (eventuele) boedelachterstand. Eerst wanneer de actuele hoogte van deze (eventuele) boedelachterstand door de bewindvoerder zal kunnen worden vastgesteld, zal [appellant] in de gelegenheid zijn om met betrekking tot het inlopen hiervan, alsmede met betrekking tot het inlopen van zijn nieuwe schulden, een reëel en deugdelijk onderbouwd plan van aanpak op te stellen. Alsdan kan ook worden vastgesteld of een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, zoals door [appellant] thans in hoger beroep verzocht is, in beginsel überhaupt zinvol is.
3.8.4.Het hof acht zich op grond van het vorengaande, mede in het licht van het bepaalde van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c en d Fw en de in het kader van deze bepaling gevestigde rechtspraak, op dit moment dan ook onvoldoende voorgelicht om in deze zaak reeds thans een beslissing te kunnen nemen nu vooralsnog niet kan worden vastgesteld of er daadwerkelijk sprake is van een boedelachterstand en zo ja, wat hiervan de exacte hoogte bedraagt en of [appellant] in staat moet worden geacht om deze achterstand, naast zijn nieuwe schulden, gedurende een eventueel (maximaal) verlengde looptijd van zijn schuldsaneringsregeling geheel in te kunnen lopen. Het hof overweegt derhalve als volgt.
3.8.5.Het hof draagt de bewindvoerder hierbij op de op 20 juni 2018 door [appellant] overgelegde stukken op korte termijn te bestuderen en, indien van toepassing, om uiterlijk
binnen 10 dagen na de uitspraakdatum van dit arrestaan [appellant] kenbaar te maken welke informatie(bescheiden) hij nog van [appellant] wenst te ontvangen.
3.8.6.In aansluiting hierop draagt het hof [appellant] op om
binnen 10 dagen na dagtekening van voornoemd informatieverzoek van de bewindvoerderde bewindvoerder de gevraagde informatie op de door de bewindvoerder verzochte wijze te doen toekomen.
3.8.7.Voorts draagt het hof de bewindvoerder op om
uiterlijk 8 augustus 2018aan [appellant] schriftelijk kenbaar te maken wat de juiste hoogte van het maandelijks vrij te laten bedrag is over de afgelopen periode vanaf toelating, wat de juiste hoogte van de maandelijkse boedelbijdrage is over de afgelopen periode vanaf toelating en daaraan gekoppeld wat de actuele hoogte van de (eventuele) boedelachterstand thans is.
3.8.8.Vervolgens draagt het hof [appellant] op om
uiterlijk 23 augustus 2018een reëel en deugdelijk onderbouwd plan van aanpak met betrekking tot het inlopen van de alsdan vastgestelde (eventuele) boedelachterstand en nieuwe schuldenlast aan zijn bewindvoerder te overleggen.
3.8.9.Aansluitend daarop draagt het hof de bewindvoerder op om
uiterlijk 30 augustus 2018het hof te informeren middels overlegging van zijn berekeningen, inclusief toelichting, ten aanzien van met name doch niet uitsluitend de verdiscontering van de reiskostenvergoeding en de herbepaling van de maandelijkse partnerbijdrage van de partner van [appellant] , de actuele hoogte van het maandelijks vrij te laten bedrag, de maandelijkse boedelbijdrage en de (eventuele) boedelachterstand alsmede middels een afschrift van het door [appellant] ingediende plan van aanpak zoals in r.o. 3.8.8. van dit arrest omschreven vergezeld van een schriftelijke reactie van de bewindvoerder hierop. Tevens kan de bewindvoerder het hof informeren omtrent de naleving door [appellant] van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling vanaf de datum van de mondelinge behandeling bij dit hof. Een volledige kopie van deze informatie dient door de bewindvoerder gelijktijdig aan [appellant] te worden toegezonden.
3.8.10.Tot slot draagt het hof [appellant] op om eveneens
uiterlijk 30 augustus 2018het hof schriftelijk en inclusief alle onderliggende bescheiden, te informeren met betrekking tot de door hem alsdan ondernomen en zo mogelijk reeds gerealiseerde stappen tot het inschakelen van hulp bij het nakomen van zijn kernverplichtingen, bijvoorbeeld in de vorm van een budgetbeheer of beschermingsbewind, indien zijn schuldsaneringsregeling zou worden verlengd. Ongetwijfeld ten overvloede wijst het hof er voorts op dat [appellant] gehouden is in ieder geval alle verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling vanaf de datum van de mondelinge behandeling thans onverkort na te komen en te blijven komen.
3.8.11.Eerst nadat de bewindvoerder en [appellant] , uiterlijk op de in het dictum van dit arrest vermelde pro-forma datum, het hof hebben geïnformeerd zoals in r.o. 3.8.9. respectievelijk 3.8.10. van dit arrest is omschreven zal het hof, al dan niet na een nadere mondelinge behandeling, nader beslissen.