Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
200.235.160/02 ter griffie ingeschreven zaken, heeft het hof de beide zaken gevoegd, opdat zij gezamenlijk zullen worden behandeld en beslist.
- de brief met als bijlage productie 9 van de advocaat van de moeder d.d. 9 mei 2018;
- het faxbericht met bijlagen A tot en met E van de advocaat van de moeder d.d. 10 mei 2018;
- de ter zitting in hoger beroep door de advocaat van de moeder overgelegde pleitnota;
- de ter zitting in hoger beroep door de vader overgelegde pleitnota.
3.De beoordeling
.Zij is immers een goede moeder. De moeder begrijpt niet wat de directe dreiging is in de ontwikkeling van [minderjarige] wanneer hij bij haar woont. Ter zitting voegt de moeder daaraan toe dat uit het gegeven dat de GI eerst op 8 maart 2018 tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader is overgegaan volgt dat er geen sprake was van spoed en noodzaak om hem uit huis te plaatsen.