De kinderen, die nog jong zijn, wonen al ruim anderhalf jaar niet meer bij de moeder, hebben op hun jonge leeftijd al veel meegemaakt en op verschillende plekken gewoond, hetgeen van grote invloed is geweest op hun hechting. De kinderen hebben gezien hun verleden behoefte aan continuïteit, veiligheid en een voorspelbare omgeving. Gebleken is dat de gezinshuisouders deze omgeving kunnen bieden aan de kinderen. Zij hebben daar een positieve ontwikkeling doorgemaakt en zijn zich aan het hechten aan de gezinshuisouders.
Naar het oordeel van het hof staat voldoende vast dat de moeder niet in staat is de kinderen een veilige opvoedomgeving te bieden en voor hen te zorgen. Mede door haar persoonlijke problematiek is de moeder onvoldoende leerbaar gebleken. De moeder heeft in de risicovolle relatie met de heer [ex-relatie van de moeder] , waar huiselijk geweld speelde, keuzes gemaakt die niet in het belang van de kinderen zijn geweest. Ter zitting in hoger beroep is namens de moeder beaamd dat er sprake is geweest van meer dan één geweldsincident tussen haar en de heer [ex-relatie van de moeder] . Over de risico’s die aan de relatie met de heer [ex-relatie van de moeder] verbonden waren is de moeder in ieder geval niet geheel transparant geweest, gelet op haar uitlatingen ter zitting van de rechtbank in de geschillenprocedure.
De bevindingen van Ana Care, waaruit zou moeten blijken dat de moeder goed kan aansluiten bij de behoefte van haar jongste kind [minderjarige 3] , zijn van onvoldoende gewicht om het hof tot een ander oordeel te brengen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn twee andere kinderen met een belast verleden. Het hof tekent hierbij overigens nog aan dat ook [minderjarige 3] inmiddels uit huis is geplaatst. De stelling van de moeder dat zij de kinderen tijdens de opname in het ouder en kind huis goed heeft verzorgd, is door de GI gemotiveerd weersproken en staat derhalve niet vast. De GI heeft in dit verband verklaard dat de moeder op praktisch gebied een goede huisvrouw was, maar dat haar opvoedvaardigheden tekort schoten.
Met de raad is het hof van oordeel dat terugplaatsing van de kinderen bij de moeder - ook op termijn - gelet op de kwetsbaarheid van de kinderen en hun beginnende gehechtheid aan de gezinshuisouders, een groot risico voor het welbevinden van de kinderen met zich zou brengen en negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor hun gevoel van veiligheid en voor hun ontwikkeling.
Het hof is gelet daarop bovendien van oordeel dat het belang van een voortgezette hechting van de kinderen bij de gezinshuisouders zwaarder is komen te wegen dan het belang van de moeder bij hereniging en daarmee bij voortduring van het ouderlijk gezag, te meer nu de moeder tegenover de kinderen blijft uitdragen dat zij weer thuis komen wonen, hetgeen belastend voor hen is. Het is voor de kinderen van belang dat er rust, stabiliteit en duidelijkheid komt omtrent hun situatie.
De ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing, hebben mede vanwege de individuele problematiek van de moeder, niet geleid tot een reëel perspectief op terugkeer van de minderjarige naar haar. Aan de stelling van de moeder dat er onvoldoende zicht is op haar opvoedingsmogelijkheden, los van de heer [ex-relatie van de moeder] , gaat het hof gelet op het voorgaande voorbij.