Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 30 april 2018;
- het faxbericht met bijlagen van de GI d.d. 15 mei 2018.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, appellante, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 januari 2018, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd. De moeder stelde dat de gronden voor de uithuisplaatsing niet meer aanwezig waren, omdat de relationele problematiek met de vader niet meer speelde en zij zelf stappen had ondernomen om haar leven op orde te krijgen. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming waren echter van mening dat er onvoldoende inzicht was in de pedagogische mogelijkheden van de moeder, omdat zij niet openheid van zaken gaf over haar behandeltraject.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2018 is de moeder gehoord, bijgestaan door haar advocaat, en zijn ook de vader, de GI en de Raad vertegenwoordigd. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing op goede gronden was. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgelijke thuissituatie van de kinderen destijds een uithuisplaatsing noodzakelijk maakte en dat er nog steeds onvoldoende inzicht is in de mogelijkheden van de moeder om een veilige en stabiele omgeving te bieden.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een pleegzorgvoorziening werd verlengd van 28 januari 2018 tot 28 juni 2018. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de veiligheid en stabiliteit voorop stonden.