In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, die als penningmeester van een tennisvereniging fungeerde, werd beschuldigd van verduistering. Gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar heeft hij een aanzienlijk bedrag van de bankrekening van de tennisvereniging naar zijn eigen rekening overgemaakt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden en had de benadeelde partij, de tennisvereniging, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 3 maanden. Tevens heeft het hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in haar vordering voor een deel van de schade, aangezien er al een civiele procedure was gevoerd. Het hof heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd ter hoogte van het totale schadebedrag van € 51.808,61, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft bepaald dat bij gebreke van betaling vervangende hechtenis kan worden opgelegd.
De uitspraak benadrukt de ernst van verduistering binnen een vrijwilligersorganisatie en de gevolgen daarvan voor het verenigingsleven. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was voor een juiste normhandhaving.