Uitspraak
5.De beschikking d.d. 25 januari 2018
6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
7.De verdere beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind is gewijzigd in alleen gezag voor de man. De vrouw, die in hoger beroep is gegaan, stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De vrouw voert aan dat er verbeteringen zijn in de communicatie tussen de ouders en dat zij betrokken wil blijven bij de opvoeding van hun kind. De man betwist deze stellingen en verzoekt het hof om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. Het hof heeft de zaak behandeld en de betrokken partijen gehoord, waaronder de vrouw, de man, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders in de afgelopen jaren problematisch is geweest en dat de vrouw niet in staat is geweest om haar verdriet over de beëindiging van de relatie ondergeschikt te maken aan het belang van het kind. Het hof concludeert dat het gezag over het kind voortaan alleen aan de man toekomt, omdat er onvoldoende verbetering te verwachten is in de communicatie tussen de ouders. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.