ECLI:NL:GHSHE:2018:2734

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
200.187.343_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussen partijen ontstaan geschil over de deugdelijkheid van tuinaanleg en herstelkosten

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Hoveniersbedrijf [hoveniersbedrijf] (appellant) en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] (geïntimeerden) over de deugdelijkheid van de tuinaanleg die in 2012 is uitgevoerd. De appellant heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter van 16 december 2015 aangevochten, waarin werd geoordeeld dat de tuinaanleg niet deugdelijk was uitgevoerd. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen waarin een deskundigenonderzoek is gelast. De deskundige heeft vastgesteld dat er tekortkomingen zijn in de uitvoering van de werkzaamheden, met name in de achtertuin en voortuin, en heeft herstelkosten begroot op € 5.550,= inclusief btw. Het hof heeft de bevindingen van de deskundige gevolgd en geoordeeld dat de appellant tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde 1] toegewezen tot een bedrag van € 7.345,84, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. De uitspraak is gedaan op 26 juni 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.187.343/01
arrest van 26 juni 2018
in de zaak van
[appellant] ,
handelend onder de naam Hoveniersbedrijf [hoveniersbedrijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
verder: [appellant] ,
advocaat: mr. J.A.J. Dappers te Ravenstein,
tegen:

1.[geïntimeerde 1] ,

2. [geïntimeerde 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,
verder in mannelijk enkelvoud: [geïntimeerde 1] ,
advocaat: mr. C.A.F. Haans te Goes,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 27 juni 2017, 26 september 2017 en 23 januari 2018 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank
Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, onder zaaknummer/rolnummer 3086754
CV EXPL 14-4284 tussen partijen gewezen vonnis van 16 december 2015.

12.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 23 januari 2018;
  • het deskundigenbericht van 10 maart 2018;
  • de beslissing van het hof van 28 maart 2018 waarbij de schadeloosstelling en het loon van deskundige zijn begroot op € 5.130,= inclusief btw;
  • de memorie na deskundigenbericht van [geïntimeerde 1] van 10 april 2018;
  • de antwoordmemorie na deskundigenbericht van [appellant] van 8 mei 2018 met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd.

13.De verdere beoordeling

In het principaal appel en in het incidenteel appel
13.1
Bij tussenarrest van 26 september 2017 heeft het hof bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de in rechtsoverweging 7.3 van dat arrest geformuleerde vragen en tot deskundige benoemd de heer ing. P. Schalk. Bij tussenarrest van 23 januari 2018 heeft het hof een aanvullend voorschot voor de kosten van de deskundige bepaald.
Aan de deskundige zijn de volgende vragen voorgelegd:
Kunt u op grond van de stukken die in deze procedure zijn overgelegd en de situatie ter plaatse vaststellen of [appellant] de hem opgedragen werkzaamheden in 2012 deugdelijk heeft uitgevoerd, uitgaande van de offertes [offertenummer 1] en [offertenummer 2] van 2 april 2012 met de daarbij handgeschreven aanpassingen en de toepasselijke algemene voorwaarden, en rekening houdend met de seizoensinvloeden sinds de aanleg van de tuin?
Indien sprake is van ondeugdelijk werk, kunt u de kosten van herstel begroten?
In hoeverre kunt u zich vinden in de rapportage, offerte en brief van [deskundige 1] , [deskundige 2] respectievelijk [deskundige 3] ?
Wat acht u verder nog van belang om op te merken?
13.2
De deskundige is in zijn rapport gedetailleerd ingegaan op de inhoud van beide offertes met toevoegingen en op de onduidelijkheden die deze op een aantal onderdelen bevatten. Verder heeft de deskundige vermeld dat de toepasselijke algemene voorwaarden van [appellant] geen tuintechnische beoordelingsrichtlijnen bevatten en dat dit bij een tuinaanleg bij particulieren ook niet gebruikelijk is. De antwoorden van de deskundige op de hem voorgelegde vragen bevatten de volgende conclusies:
Ad 1)
[appellant] heeft de werkzaamheden in de achtertuin (
offerte [offertenummer 1]) wel nagenoeg allemaal uitgevoerd conform offerte met bijschriften, maar er zijn tekortkomingen vastgesteld met betrekking tot de voegen, de afvoergoot, de stapelmuur en de schutting. De werkzaamheden in de voortuin (
offerte [offertenummer 2]) zijn nagenoeg allemaal conform offerte met bijschriften, maar niet deugdelijk uitgevoerd. Er zijn hier forse tekortkomingen vastgesteld met betrekking tot de taxushaag, de schutting, de bestrating van de oprit en de muurtjes.
Ad 2)
De herstelkosten in de achtertuin begroot de deskundige op een bedrag van € 1.950,= en de herstelkosten in de voortuin op een bedrag van € 3.600,=, in totaal € 5.550,= inclusief btw.
Ad 3)
In de rapportage van
[deskundige 1]van 24 april 2013 kan de deskundige zich goeddeels vinden. Het is een duidelijke rapportage waarin de geschilpunten op een vakkundige manier worden behandeld en beoordeeld. De herstelkosten (door [deskundige 1] begroot op in totaal € 4.483,90 inclusief btw) zijn volgens de deskundige aan de voorzichtige kant begroot. Alleen het aansluiten van [deskundige 1] bij de RAW-bepalingen 2010, ook in diens brief van 3 augustus 2013, acht de deskundige minder juist omdat de normen in die bepalingen in dit geval niet als beoordelingsrichtlijn te gebruiken zijn. Er staan wel technische eisen in die als goede richtlijnen in de hoveniersbranche aangehouden kunnen worden, maar een eis is het niet.
In de rapportage en de offerte van
[deskundige 2]van 7 februari 2014 kan de deskundige zich niet geheel vinden. Op verschillende onderdelen gaat [deskundige 2] volgens de deskundige uit van herstelwerkzaamheden die niet nodig zijn en is diens begroting erg hoog.
De brief van
[deskundige 3](die uitkomt op een bedrag van € 455,= aan herstelkosten) acht de deskundige niet bruikbaar.
Ad 4)
De deskundige vermeldt hier kanttekeningen bij de offertes van [appellant] , het uiteenlopen van de vermeldingen van de aanneemsom, de specificatie van de factuur, de toepassing van de algemene voorwaarden, de manier waarop meerwerk overeengekomen had moeten worden en de manier waarop oplevering had moeten plaatsvinden. Verder vermeldt de deskundige dat uit de stukken blijkt dat [geïntimeerde 1] vanaf het begin kwalitatief goed werk geleverd wilde krijgen en dat niet-uitgevoerd onderhoud niet van invloed is op de vastgestelde gebreken, met uitzondering van de taxushaag waarvan de groeiplaats te slecht is. Door het tijdsverloop tussen de aanleg in 2012 en de opname eind 2017 is sprake van enig verval van de materialen en de verwerking ervan, waardoor een bepaalde afschrijving van toepassing is.
13.3
In zijn memorie na deskundigenbericht stelt [geïntimeerde 1] dat de deskundige zijn standpunt onderschrijft dat [appellant] geen deugdelijk werk heeft verricht en dat hij recht heeft op kosten van herstel van ondeugdelijk werk. Wat betreft de hoogte van die kosten stelt [geïntimeerde 1] zich op het standpunt dat de deskundige deze te laag begroot en dat de offerte van [deskundige 2] gevolgd dient te worden. [geïntimeerde 1] handhaaft zijn vordering zoals door hem in eerste aanleg (in conventie) ingesteld.
13.4
[appellant] heeft bij zijn antwoordmemorie na deskundigenbericht de brief overgelegd die hij aan de deskundige heeft gezonden naar aanleiding van diens conceptrapport. Volgens [appellant] heeft de deskundige daar niets mee gedaan. De kritiek op de verschillende posten die de deskundige heeft opgevoerd die [appellant] daarin heeft verwoord, wordt door hem in zijn memorie opnieuw onder de aandacht gebracht onder overlegging van een advies van ediGEO van 30 april 2018 en een brief van [beton] Beton van 27 april 2018. Volgens [appellant] heeft hij in 2012 deugdelijk werk verricht en heeft hij recht op betaling van de aanneemsom zonder dat hij herstelwerkzaamheden behoefde te verrichten, op het vastdraaien van een plank na. Hij verlangt terugbetaling van het bedrag dat hij op 31 maart 2016 uit hoofde van het vonnis van 16 december 2015 aan [geïntimeerde 1] heeft betaald.
13.5
Naar het oordeel van het hof heeft de deskundige de vragen van het hof volledig, gedetailleerd en goed gemotiveerd beantwoord. Zowel naar wijze van tot stand komen als naar inhoud voldoet het deskundigenbericht aan de eisen die daaraan kunnen en moeten worden gesteld. Beide partijen zijn bij het onderzoek ter plaatse aanwezig geweest en zij zijn in de gelegenheid gesteld vragen te stellen en opmerkingen te maken. Het concept rapport is aan beide partijen toegezonden. Het commentaar van partijen op het concept rapport is in het definitieve rapport opgenomen, met de reactie van de deskundige op het ontvangen commentaar. [geïntimeerde 1] heeft geen bijzondere opmerkingen bij het definitieve rapport, afgezien van de hoogte van de herstelkosten zoals deze door de deskundige zijn begroot. [appellant] kan zich niet vinden in de bevindingen van de deskundige en de conclusies die deze daaraan verbindt. Zijn commentaar op het definitieve rapport houdt in dat hij zijn commentaar op het concept rapport handhaaft en dit voorziet van twee nieuwe stukken. [appellant] blijft van mening dat hem niets te verwijten valt. Dat dit standpunt van [appellant] niet houdbaar is, blijkt zonder meer uit het rapport van [deskundige 1] dat door de deskundige grotendeels wordt onderschreven en uit de bevindingen van de deskundige die door het daarop geleverde commentaar niet worden ontzenuwd. De reactie van de deskundige op het commentaar van [appellant] wordt door [appellant] niet overtuigend geacht, maar dat baat
hem niet aangezien de - beknopte - reactie op het commentaar dient te worden bezien in de
context van de bevindingen van de deskundige in het rapport als geheel en dan als adequaat bestempeld kan worden. De producties die [appellant] bij zijn antwoordmemorie na deskundigenbericht heeft overgelegd hebben een algemene strekking en leiden er in ieder geval niet toe dat de bevindingen en conclusies van de deskundige niet kunnen worden gevolgd. Het hof ziet er daarom van af [geïntimeerde 1] in dit stadium van de procedure nog in de gelegenheid te stellen op die twee producties te reageren. Het hof volgt het oordeel van de deskundige en maakt het tot het zijne. Dit geldt ook voor de hoogte van de begrote herstelkosten die door de deskundige eveneens voldoende zijn onderbouwd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de begroting van de deskundige in grote lijnen overeenstemt met die van [deskundige 1] , wiens rapport door de deskundige grotendeels wordt onderschreven.
13.6
Aansluitend bij hetgeen in het tussenarrest van 27 juni 2017 onder 4.11 is overwogen, stelt het hof vast dat [appellant] de overeengekomen werkzaamheden niet in voldoende mate naar de eisen van goed vakmanschap heeft uitgevoerd en dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst, zodat hij de thans vastgestelde herstelkosten ten bedrage van € 5.550,= inclusief btw aan [geïntimeerde 1] dient te voldoen. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de kosten van het rapport van [deskundige 1] ten bedrage van € 1.143,34 eveneens voor vergoeding door [appellant] in aanmerking komen. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten zal het hof aanpassen aan de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom zodat deze post uitkomt op € 652,50. De grieven van [appellant] tegen de toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten, de kosten van het rapport van [deskundige 1] en de wettelijke rente hangen nauw samen met zijn verweer tegen de vordering als zodanig en hebben daarnaast onvoldoende zelfstandige betekenis. In ieder geval dient zijn verweer tegen deze posten als onvoldoende gemotiveerd verworpen te worden.
Conclusie
13.7
De slotsom is dat de grieven van [appellant] in het principaal appel gedeeltelijk slagen en dat de grieven van [geïntimeerde 1] in het incidenteel appel worden verworpen. Het hof zal het vonnis van 16 december 2015, voor zover in conventie gewezen, voor de duidelijkheid geheel vernietigen en de vordering van [geïntimeerde 1] toewijzen tot een bedrag van € 7.345,84 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2014 tot aan de voldoening.
13.8
Wat de eerste aanleg in conventie betreft heeft nu te gelden dat beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zodat de proceskosten daarvan tussen hen gecompenseerd zullen worden. In het principaal appel is dat ook het geval, waarbij [appellant] de helft van de door [geïntimeerde 1] betaalde kosten van het deskundigenbericht, derhalve een bedrag van € 2.565,= aan hem zal dienen te betalen. In het incidenteel appel is [geïntimeerde 1] in het ongelijk gesteld, zodat hij de kosten daarvan dient te dragen.
13.9
Voor zover [appellant] uit hoofde van het vonnis van 16 december 2015 inmiddels meer aan [geïntimeerde 1] heeft betaald, dient [geïntimeerde 1] het meerdere aan hem terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot aan de dag van voldoening.

14.De uitspraak

Het hof:
in het principaal appel en in het incidenteel appel
vernietigt het vonnis van 16 december 2015 voor zover in conventie gewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde 1] van een bedrag van € 7.345,84 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2014 tot aan de voldoening;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg in conventie in die zin dat iedere partij daarvan de eigen kosten draagt;
compenseert de proceskosten in het principaal appel in die zin dat iedere partij daarvan de eigen kosten draagt;
veroordeelt [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde 1] van een bedrag van € 2.565,= aan kosten deskundigenbericht;
veroordeelt [geïntimeerde 1] in de kosten van het incidenteel appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.342,50;
veroordeelt [geïntimeerde 1] tot terugbetaling aan [appellant] van hetgeen deze uit hoofde van het vonnis van 16 december 2015 meer heeft betaald dan op grond van dit arrest aan [geïntimeerde 1] verschuldigd is, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat meerdere vanaf de dag van betaling tot aan de voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 juni 2018.
griffier rolraadsheer