In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een zorgregeling voor hun minderjarige kind is vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. Dreessen, verzoekt om de bestreden beschikking te vernietigen en de omgangsregeling te herzien. De vader, vertegenwoordigd door mr. P.J.H.C. Glenz, verzoekt de verzoeken van de moeder af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure.
De mondelinge behandeling vond plaats op 29 mei 2018, waarbij beide ouders hun standpunten naar voren brachten. De moeder stelt dat de huidige regeling niet in het belang van het kind is en dat er problemen zijn in de communicatie met de vader. De vader betwist de claims van de moeder en stelt dat het goed gaat met hun kind. De Raad adviseert dat partijen in gesprek moeten blijven over de zorgregeling.
Het hof heeft besloten dat de minderjarige voorlopig bij de vader verblijft, met een aangepaste zorgregeling, en heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden om de uitkomst van gesprekken tussen de ouders af te wachten. De beslissing van het hof is op 21 juni 2018 openbaar uitgesproken, waarbij de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking is geschorst voor de zorgregeling in gewone weken. De ouders zijn verzocht om tijdig informatie te verstrekken over de voortgang van hun gesprekken.