In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een omgangsregeling tussen de vader en hun minderjarige kind is vastgesteld. De moeder, die op een geheim adres woont, is van mening dat de omgang met de vader niet in het belang van het kind is, gezien de voorgeschiedenis van huiselijk geweld en de huidige situatie van de vader. De vader heeft de omgangsregeling aangevraagd en stelt dat hij zijn leven heeft gebeterd. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft geadviseerd om de omgangsregeling onder begeleiding van een gespecialiseerde instelling, Xonar/aXnaga, te laten plaatsvinden. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 1 mei 2018 gehouden en heeft kennisgenomen van de argumenten van beide partijen. De moeder heeft haar schorsingsverzoek ingetrokken, waardoor het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaart in dat verzoek. Het hof oordeelt dat de voorlopige omgangsregeling in het belang van het kind is en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. De moeder heeft echter grote zorgen over de veiligheid van het kind en de opvoedkwaliteiten van de vader, maar het hof is van oordeel dat de rechtbank voldoende waarborgen heeft ingebouwd in de regeling.