ECLI:NL:GHSHE:2018:2688

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
200.219.741_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in hoger beroep met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep inzake de zorgregeling voor twee minderjarigen. De moeder, appellante in principaal hoger beroep en verweerster in incidenteel hoger beroep, heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling, terwijl de vader, verweerder in principaal hoger beroep en appellant in incidenteel hoger beroep, ook een verzoek heeft ingediend. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft een rapport uitgebracht waarin het advies is gegeven over de zorgregeling. Het hof heeft kennisgenomen van de rapporten en de verzoeken van beide ouders. De moeder heeft aangegeven dat zij vanwege financiële problemen niet in staat is om de minderjarigen te brengen, terwijl de vader heeft verzocht om de door de raad geadviseerde regeling vast te leggen. Het hof heeft overwogen dat het in het belang van de minderjarigen is dat beide ouders betrokken zijn bij het halen en brengen van de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg vernietigd voor zover het betreft de zorgregeling en heeft deze gewijzigd conform de afspraken in het ouderschapsplan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak is gedaan op 21 juni 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 21 juni 2018
Zaaknummer: 200.219.741/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/225596/ FA RK 16-3264
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.F.C. Eliëns.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.De beschikking van 18 januari 2018

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar de beschikking van het hof van
18 januari 2018. Bij die beschikking heeft het hof – voor zover thans van belang – de raad verzocht een onderzoek in te stellen, zoals in rechtsoverweging 3.6 van die beschikking is overwogen, en daaromtrent rapport en advies uit te brengen, de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking bevolen, een voorlopige zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen bepaald en de behandeling van de zaak aangehouden tot 13 april 2018 pro forma.

2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
  • een rapport van de raad van 24 april 2018, ingekomen ter griffie op 30 april 2018;
  • een V-formulier van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 14 mei 2018;
  • een V-formulier van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 14 mei 2018.

3.De verdere beoordeling in hoger beroep

3.1.
De raad heeft bij rapport van 24 april 2018 zijn eerdere advies ten aanzien van de zorgregeling van 10 februari 2017, welk advies de rechtbank heeft gevolgd, onverkort gehandhaafd. De raad acht – kort samengevat – dit advies het meest passend bij hetgeen de minderjarigen nodig hebben.
3.2.
De moeder heeft het hof op 14 mei 2018 verzocht de door de raad geadviseerde omgangsregeling in een beschikking op te nemen, doch een haal- en brengregeling te bepalen waarbij de vader de minderjarigen haalt en brengt tijdens de reguliere omgangsweekenden en de vakanties. De moeder stelt in dat kader – kort samengevat – dat zij in verband met (het voortraject van) een schuldsaneringsregeling over onvoldoende financiële middelen beschikt om het brengen van de minderjarigen in het kader van de omgangsregeling te bekostigen. De vader heeft het hof op 14 mei 2018 verzocht om de door de raad geadviseerde omgang-, haal- en brengregeling in een beschikking vast te leggen.
3.3.
Het hof overweegt als volgt. Blijkens de op de 14 mei 2018 ter griffie ingekomen journaalberichten kunnen partijen zich vinden in het advies van de raad voor zover het de omgangsregeling betreft. Partijen wensen de door de raad geadviseerde omgangsregeling vastgelegd te zien in de door het hof te geven beschikking. Het hof begrijpt hieruit dat de moeder haar oorspronkelijke verzoek in de onderhavige procedure in hoger beroep wijzigt. Het hof zal aan deze wens van partijen gehoor geven. Nu de bij de bestreden beschikking bepaalde omgangsregeling afwijkt, voor zover het betreft de omgangsregeling die te gelden heeft tijdens Oud op Nieuwjaar en de verjaardagen van de minderjarigen gedurende de even jaren, van de omgangsregeling zoals die door de raad is geadviseerd, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
3.4.
Voorts zal het hof het verzoek van de moeder om een haal- en brengregeling te bepalen waarbij de vader de minderjarigen haalt en brengt tijdens de reguliere omgangsweekenden en de vakanties afwijzen. De moeder stelt weliswaar over beperkte financiële middelen te beschikken om uitvoering te geven aan de haal- en brengregeling, maar zij heeft onvoldoende concreet en met onvoldoende gegevens onderbouwd dat en zo ja, wanneer zij daadwerkelijk een schulhulpverleningstraject ingaat. Bovendien is het op dit moment, naar het oordeel van het hof, in het belang van de minderjarigen dat zij zoveel als mogelijk ervaren dat de beide ouders achter de omgangsregeling staan. Het is daarom van belang dat het halen en brengen van de minderjarigen gelijkelijk onder de ouders wordt verdeeld. Het hof gaat ervan uit dat partijen, indien de moeder daadwerkelijk wordt toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject, in onderling overleg eventueel nadere afspraken zullen kunnen maken over het halen en brengen.
3.5.
Tot slot heeft het hof nog een oordeel te geven over de door de vader in incidenteel hoger beroep verzochte dwangsom. Blijkens het rapport van de raad staan beide ouders achter een voortzetting van de ouderschapsreorganisatie onder de begeleiding van een professionele organisatie. Naar het hof uit het raadsrapport begrijpt, hebben partijen uitvoering gegeven aan de door het hof bepaalde voorlopige zorgregeling. Onder deze omstandigheden ziet het hof onvoldoende aanleiding om een dwangsom op te leggen. Bovendien is het hof van oordeel dat het opleggen van een dwangsom de onderlinge verstandhouding tussen de ouders geen goed zal doen, hetgeen zij niet in het belang van de minderjarigen acht. Het hof zal het verzoek van de man ter zake de dwangsom dan ook afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 april 2017, doch uitsluitend voor zover het betreft de gewijzigde zorgregeling, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de zorgregeling zoals tussen partijen is overeengekomen in het ouderschapsplan, dat is gehecht en onderdeel uitmaakt van de beschikking van de rechtbank Limburg van 7 december 2015, als volgt:
  • bepaalt dat de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een keer in de veertien dagen bij de vader verblijven, waarbij het weekend waarin de vader op vrijdag werkt, op zaterdag 12.00 uur aanvangt en tot zondag 18.00 uur duurt, en het andere weekend van vrijdag 17.00 uur en tot zondag 18.00 uur;
  • bepaalt dat de vakanties en feestdagen tussen de ouders zullen worden verdeeld conform de afspraken in voornoemd ouderschapsplan, te weten:
- Oud op nieuwjaar in de oneven jaren bij de vader, in de even jaren bij de moeder;
- Vaderdag bij de vader, Moederdag bij de moeder;
- Pasen in onderling overleg,
- verjaardagen in de oneven jaren bij de moeder, verjaardagen in de even jaren bij de vader, verjaardag van de vader / familie vaderszijde bij de vader (in overleg), verjaardag van de moeder / familie moederszijde bij de moeder (in overleg);
 de moeder brengt de minderjarigen naar de vader en de vader brengt de minderjarigen naar de moeder terug;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel,
J.C.E. Ackermans-Wijn en is op 21 juni 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.