ECLI:NL:GHSHE:2018:2684
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verbetering van een eerder arrest in civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juni 2018 uitspraak gedaan op een verzoek tot verbetering van een eerder arrest, gewezen op 15 mei 2018. Het verzoek kwam van de appellant, vertegenwoordigd door mr. H.G.A.M. Spoormans, die zich beklaagde over een beslissing van de rolraadsheer op 13 maart 2018. De rolraadsheer had vastgesteld dat het recht van de appellant om de memorie van grieven te nemen was vervallen, wat de appellant als onbegrijpelijk en in strijd met de rechtszekerheid beschouwde. Hij verzocht het hof om deze kennelijke fout te herstellen en hem alsnog de gelegenheid te geven de memorie van grieven in te dienen.
De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. B.G. Arends, heeft in reactie op het verzoek van de appellant gesteld dat er geen sprake is van een kennelijke fout die voor herstel in aanmerking komt. Het hof heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het bezwaar inhoudelijk van aard is en niet kan worden gekwalificeerd als een kennelijke fout in de zin van artikel 31 Rv. Het hof oordeelde dat er geen evidente verschrijving of rekenfout was en dat het verzoek tot verbetering van het arrest van 15 mei 2018 moest worden afgewezen.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de appellant afgewezen, wat betekent dat hij niet in de gelegenheid wordt gesteld om de memorie van grieven te nemen. De uitspraak is gedaan door de rechters O.G.H. Milar, P.P.M. Rousseau en J.M.H. Schoenmakers, en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 juni 2018.