In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling, maar veroordeeld voor mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een busje pepperspray. De rechtbank had een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich niet in de nabijheid van het Centraal Station in Breda mocht bevinden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen hoger beroep openstaat tegen de vrijspraak van de mishandeling. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor dat onderdeel. Het hof heeft het beroep voor de overige feiten, namelijk de mishandeling, bedreiging en het bezit van pepperspray, wel behandeld. Na het horen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging, heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank te bevestigen. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf passend was, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.