In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij het gezag van de moeder over haar drie kinderen is beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) tot voogdes is benoemd. De moeder heeft verzocht om de beschikking te vernietigen en het ouderlijk gezag over de kinderen opnieuw aan haar toe te kennen. De kinderen staan sinds 28 december 2016 onder toezicht van de GI en zijn uit huis geplaatst. De moeder heeft in het verleden erkend dat er sprake was van een onveilige leefsituatie, maar stelt dat de situatie inmiddels is verbeterd en dat zij in staat is om voor de kinderen te zorgen. De raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben echter zorgen geuit over de opvoedvaardigheden van de moeder en haar persoonlijke problematiek, waaronder een mogelijk drugsgebruik. Het hof heeft de minderjarige kinderen in de gelegenheid gesteld hun mening te geven en heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld. Het hof concludeert dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn, en dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de moeder wordt aangemoedigd om de band met de kinderen te behouden, maar het perspectief van de kinderen ligt niet bij haar.