Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek om gezamenlijk gezag over haar minderjarige kind werd afgewezen. De moeder, wonende in Turkije, verzocht om wijziging van de omgangsregeling en om gezamenlijk gezag, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende op de hoogte was van de situatie van het kind om beslissingen in zijn belang te nemen. De vader, die in Nederland woont, heeft het gezag over het kind en de omgangsregeling is zodanig vastgesteld dat deze in Nederland plaatsvindt. De moeder is in hoger beroep gegaan, waarbij zij aanvoert dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat zij in staat is om samen met de vader beslissingen te nemen over het kind. Tijdens de mondelinge behandeling is de moeder niet verschenen, maar haar advocaat heeft haar standpunt toegelicht. De vader heeft aangegeven dat hij het contact tussen de moeder en het kind ondersteunt, maar dat de moeder in het verleden het kind heeft ontvoerd, wat een negatieve impact heeft gehad op de relatie tussen hen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook zijn zorgen geuit over de situatie van het kind. Het hof heeft geoordeeld dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is en dat de verzochte vakantieregeling niet kan worden toegestaan. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het meer of anders verzochte af.