ECLI:NL:GHSHE:2018:2544

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
200.215.745_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergoeding van ziektekosten na operatie en geschil over medische behandeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen Onderlinge Waarborgmaatschappij [geïntimeerde] over de vergoeding van ziektekosten na een operatie. [appellante] heeft in 2012 een operatie ondergaan waarbij zenuwen en lymfen zijn geraakt, wat heeft geleid tot blijvende klachten. Na verschillende behandelingen heeft zij advies ingewonnen bij Dr. [arts] in België, die een operatieve behandeling voorstelt. De verzekeraar, [geïntimeerde], weigert echter deze behandeling te vergoeden, omdat deze volgens hen niet voldoet aan de stand van de wetenschap en als experimenteel wordt beschouwd.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat [geïntimeerde] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de behandeling niet vergoed kan worden, omdat [appellante] niet de aanbevolen conservatieve behandelingen heeft ondergaan. [appellante] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd en vraagt het hof om het vonnis van de kantonrechter te vernietigen en haar vordering alsnog toe te wijzen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor een antwoordakte van [geïntimeerde] op nieuwe producties die door [appellante] zijn ingediend. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot de rolzitting op 24 juli 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.215.745/01
arrest van 12 juni 2018
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. A.H.M. de Jonge te Zoetermeer,
tegen
Onderlinge Waarborgmaatschappij [Onderlinge Waarborgmaatschappij]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.A.H. Zegers te Tilburg,
op het bij exploot van dagvaarding van 25 april 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 1 februari 2017, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, gewezen tussen [appellante] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5356776 CV EXPL 16-6826)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de akte van [appellante] van 14 november 2017 met producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
[appellante] is bij [geïntimeerde] verzekerd tegen het risico van ziektekosten. In 2012 is [appellante] geopereerd waarbij haar zenuwen en lymfen zijn geraakt. Sindsdien heeft zij geen gevoel meer vanaf de buik, aan de zijkant van het linker bovenbeen, de voorzijde van de knie en de zijkant van het linkeronderbeen. Na verschillende behandelingen is [appellante] terecht gekomen bij Dr. [arts] , verbonden aan het [ziekenhuis] te [plaats] (België). Dr. [arts] heeft aangegeven de klachten van [appellante] te kunnen behandelen middels een operatieve behandeling.
3.1.2.
[geïntimeerde] heeft geweigerd deze behandeling te vergoeden omdat, kort gezegd, uit de beschikbare literatuur en de Richtlijn Lymfoedeem naar voren komt dat de aangevraagde behandeling niet voldoet aan de stand van de wetenschap en de praktijk en de behandeling als zuiver experimenteel moet worden beschouwd.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellante] [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan haar van het bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling en de buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [appellante] stelt dat de behandeling voldoet aan de stand van de wetenschap en de praktijk. Zij heeft advies ingewonnen bij [medisch adviesbureau] medisch adviesbureau. Uit dat advies volgt dat er voor [geïntimeerde] voldoende wetenschappelijke bewijzen zijn om tot vergoeding van de behandeling over te gaan.
3.2.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het vonnis van 1 februari 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 19 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3679) [geïntimeerde] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat aansluiting moet worden gezocht bij de Richtlijn Lymfoedeem. Voorts heeft de kantonrechter overwogen dat op grond van de Richtlijn Lymfoedeem chirurgische behandeling eerst aan de orde is nadat conservatieve behandeling heeft gefaald. Gesteld noch gebleken is dat [appellante] de aanbevolen conservatieve behandelingen heeft ondergaan.
Op grond daarvan heeft de kantonrechter de vordering van [appellante] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.
3.3.
[appellante] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd, waarmee zij het geschil in volle omvang aan het hof voorlegt. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vordering.
3.4.
Bij akte van 14 november 2017 heeft [appellante] een viertal producties in het geding gebracht, waarvan producties 12-14 nieuw zijn. Met deze producties wenst [appellante] te onderbouwen dat zij in Nederland alle gebruikelijke conservatieve behandelingen heeft ondergaan, maar dat zij hiervan geen verbetering ondervond. Het hof acht het van belang dat, gelet op het beginsel van hoor en wederhoor, aan [geïntimeerde] alsnog de gelegenheid wordt geboden een antwoordakte te nemen waarmee op de producties 12-14 kan worden gereageerd. Het hof zal de zaak hiervoor verwijzen naar de rol.
3.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 24 juli 2018 voor antwoordakte aan de zijde van [geïntimeerde] als bedoeld in rov. 3.4;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, O.G.H. Milar en E.H. Schulten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 juni 2018.
griffier rolraadsheer