ECLI:NL:GHSHE:2018:2502

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
20-001149-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een verkeersongeval met letsel en schade

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 7 april 2017. De verdachte, geboren in 1955 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin zij was veroordeeld voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat deze niet voldeed aan de motiveringsvoorschriften van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 19 november 2015 in Heerlen, waarbij zij als bestuurder van een auto een andere auto had geraakt en vervolgens de plaats van het ongeval had verlaten zonder haar gegevens achter te laten. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, en legde een geldboete op van € 350, subsidiair zeven dagen hechtenis. De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001149-17
Uitspraak : 18 mei 2018
VERSTEK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 7 april 2017 in de strafzaak met parketnummer 03-049115-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1955,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw recht doende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een geldboete ter hoogte van € 350 subsidiair zeven dagen vervangende hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat de politierechter heeft volstaan met de aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan de motiveringsvoorschriften als bedoeld in artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging zij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Heerlen op/aan [locatie] , op of omstreeks 19 november 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [aangever] ) letsel en/of schade was toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging zij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Heerlen op/aan [locatie] , op 19 november 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [aangever] ) schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt:
De verdachte begaf zich op 19 november 2015, omstreeks 13.30 uur, als bestuurder van een auto met het kenteken [kenteken 1] op de parkeerplaats van de [winkel] gelegen aan [locatie] te Heerlen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 23 november 2015, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , blijkt dat een anoniem gebleven getuige ten overstaan van die verbalisant heeft verklaard:
 dat een vrouw (het hof begrijpt: de verdachte) in een auto met het Belgisch kenteken [kenteken 1] , tegen een andere auto was gereden;
 de aanrijding was gebeurd toen de vrouw weg wilde rijden uit het parkeervak;
 het beschadigde voertuig was een Duits voertuig met het kenteken [kenteken 2] ;
 hierop had hij, de getuige, de betreffende vrouw aangesproken omdat zij aanstalten maakte om weg te rijden;
 toen hij foto’s maakte van de voertuigen “flipte” de vrouw en begon de getuige te slaan, schoppen en bedreigen. Hierop had de getuige zich geweerd en werd hij ontzet door enkele omstanders;
 dat de vrouw vervolgens kans had gezien om in haar auto te stappen en weg te rijden.
Uit het proces-verbaal ‘Aanrijding misdrijf’ van 29 december 2015, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , blijkt dat de anonieme getuige ook nog heeft verklaard dat de verdachte bij het uitrijden van het parkeervak het naast geparkeerde voertuig aan de linkerzijde ter hoogte van de bestuurderszijde raakte en vervolgens is uitgestapt en heeft gekeken of haar eigen auto en de andere auto beschadigd waren.
Aangeefster [aangever] heeft verklaard dat zij haar auto met het kenteken [kenteken 2] op
19 november 2015, omstreeks 13.00 uur, heeft geparkeerd op de parkeerplaats van de [winkel] gelegen aan [locatie] te Heerlen. De auto was op dat moment onbeschadigd. Terwijl de aangeefster in de [winkel] was, werd op enig moment het kenteken van haar auto omgeroepen. Vervolgens liep zij naar haar auto en constateerde zij een aantal krassen op haar auto, net achter de wielkast aan de bestuurderszijde. Aangeefster zag dat dit nieuwe krassen waren.
Op basis van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat uit de verklaring van getuige [verbalisant] volgt dat aangeefster na de aanrijding naar de auto van aangeefster heeft gekeken waarbij ook voor haar de krassen zichtbaar moeten zijn geweest. Verdachte is vervolgens weggereden zonder haar gegevens bekend te maken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft haar auto in botsing doen komen met de auto van de aangeefster, met schade aan de auto van de aangeefster tot gevolg. Vervolgens heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten, zonder haar identiteit kenbaar te maken met het oog op het afwikkelen van die schade. Daarmee heeft de verdachte nagelaten haar verantwoordelijkheid te nemen voor de schade die zij heeft veroorzaakt, waardoor zij de aangeefster heeft benadeeld.
Het hof is van oordeel dat een geldboete van € 350, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zeven dagen hechtenis, een passende straf is.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover die uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 21 april 2016 onder CJIB-nummer [CJIB nummer] ;
verklaart zoals hiervóór overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervóór is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervóór vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 18 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.