Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,2. [geïntimeerde 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 13 september 2016;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 27 oktober 2016, waarbij geen minnelijke regeling van het geschil is bereikt;
- de memorie van grieven van [appellante] van 7 februari 2017 met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] van 21 maart 2017 met producties.
6.De verdere beoordeling
nietals een erkenning van aansprakelijkheid voor herstelkosten moet worden uitgelegd, aldus [appellante] .
de factoeen vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding, waarvoor evenwel geen plaats is omdat het daarvoor vereiste verzuim ontbreekt. De conclusie van de kantonrechter is dat de aanspraak van [appellante] op vervangende schadevergoeding niet wordt gehonoreerd, zodat [geïntimeerde 1] recht heeft op uitbetaling van het restant van de koopsom. Hierop hebben de grieven 4 en 5 van [appellante] betrekking.
“Tussen partijen is afgesproken dat [geïntimeerde 1] de lekkages aan het dak zou repareren voor de levering van de woonruimte. [geïntimeerde 1] heeft reparaties verricht aan het dak”(punt 5), en
“Bovendien gaat het er niet om wat er in de koopakte is overeengekomen, doch wat er handgeschreven overeen is gekomen op 27 februari 2014 en de daaraan voorafgaande toezegging van [geïntimeerde 1] om de lekkages te herstellen”(punt 12)
.Uit deze passages blijkt dat [appellante] zich in eerste aanleg expliciet beriep op een mondelinge afspraak tussen partijen. De kantonrechter heeft de stellingen van [appellante] dan ook niet verkeerd begrepen. Het standpunt dat [appellante] in hoger beroep inneemt, wijkt daarvan af. Dat mag, want het hoger beroep biedt ook ruimte voor een aanpassing van standpunten. Het betekent wel dat thans niet meer aan de orde is of [geïntimeerde 1] al dan niet een bepaalde mondelinge afspraak is nagekomen en of hij in dat verband al dan niet in verzuim is geraakt. Het hof tekent hierbij aan dat indien [appellante] de eerder aangevoerde grondslag in hoger beroep niet zou hebben verlaten, het hof deze zou hebben verworpen op de motivering zoals deze door de kantonrechter in genoemde rechtsoverwegingen is opgenomen.