ECLI:NL:GHSHE:2018:2495

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
200.193.556_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vorderingen tot betaling van commissie en schadevergoeding in verband met aandelenoverdracht en arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [trading company] Trading Company B.V. en [aandeelhouder en bestuurder van de trading company] tegen [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [cranes & services] Cranes & Services B.V. De zaak betreft vorderingen tot betaling van commissie en schadevergoeding in het kader van een arbeidsovereenkomst en aandelenoverdracht. De rechtbank Oost-Brabant had eerder de vorderingen van appellanten afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft in een tussenarrest van 8 november 2016 al enkele beslissingen genomen, waaronder het afwijzen van een incident van appellanten. In het hoger beroep hebben appellanten zeven grieven aangevoerd, waarbij zij onder andere betogen dat zij recht hebben op de overeengekomen commissie en dat de waarde van de aandelen niet correct is vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat er een deskundige is benoemd in een procedure te Curaçao en dat er een concept rapportage is ingediend. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere behandeling, waarbij appellanten de gelegenheid krijgen om te reageren op het definitieve rapport van de deskundige. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van appellanten, waarna geïntimeerden de gelegenheid krijgen voor een antwoordakte. De uitspraak is gedaan op 12 juni 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.193.556/01
arrest van 12 juni 2018
in de zaak van
[trading company] Trading Company B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[aandeelhouder en bestuurder van de trading company],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. K.A. van Panhuis te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
[cranes & services] Cranes & Services B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. C.M. Reijnen te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 8 november 2016 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant (locatie ’s-Hertogenbosch) onder nummer C/01/283957 HA ZA 14-704 gewezen vonnis van 2 maart 2016 tussen appellanten – afzonderlijk [aandeelhouder en bestuurder van de trading company] en [trading company] , gezamenlijk ook [appellanten] – als eisers en geïntimeerden – [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [cranes & services] – als gedaagden.

5.Het verdere procesverloop

Bij het tussenarrest heeft het hof het door [appellanten] in incident gevorderde afgewezen, [appellanten] in de kosten in het incident veroordeeld en de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van geïntimeerden.

6.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de memorie van antwoord, met productie;
- de akte van [appellanten] van 24 januari 2017, met producties;
- de antwoordakte van geïntimeerden van 21 februari 2017, met productie.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

7.De beoordeling

7.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, het volgende vast.
[geïntimeerde 1] is bestuurder van [holding] BV en staat aan het hoofd van de [groep] (hierna: de groep). [geïntimeerde 2] is financieel manager en verricht werkzaamheden voor diverse werkmaatschappijen in de groep. [cranes & services] is een van deze werkmaatschappijen. [cranes & services] verhuurt en verkoopt hijskranen.
[appellanten] kon medio 2009 jegens [cranes & services] aanspraak maken op commissie in verband met de verhuur van een kraan aan [huurder] .
[appellanten] heeft vanaf april 2009 tot eind 2010 op basis van detachering vanuit [trading company] gewerkt bij een onderdeel van de groep. [appellanten] is op 1 januari 2011 in dienst getreden als directeur bij Global International Trading NV (hierna GIT), een ander onderdeel van de groep. De arbeidsovereenkomst van [appellanten] met GIT is op 1 januari 2012 voortijdig beëindigd. [appellanten] is op 1 januari 2012 in dienst getreden als directeur bij weer een ander onderdeel van de groep. Dit dienstverband is met wederzijds goedvinden beëindigd op 31 december 2012.
Medio 2011 heeft [appellanten] 5% van de aandelen in World Wide Equipment NV (hierna WWE), een ander onderdeel van de groep, gekocht van GIT, tegen betaling van een koopprijs van € 923.806. De koopprijs is gebaseerd op de intrinsieke waarde van de aandelen op 1 juli 2010 zoals berekend door [geïntimeerde 2] in een door hem opgesteld financieel overzicht per 30 juni 2010 dat destijds aan [appellanten] is verstrekt. GIT heeft voor de voldoening van de koopprijs aan [appellanten] een geldlening verstrekt van € 923.806 tegen een rente van 4% per jaar. [appellanten] is vanaf 1 juli 2010 economisch eigenaar van de aandelen. De aandelen zijn op 2 januari 2012 aan hem geleverd.
GIT heeft [appellanten] medegedeeld dat de koopprijs en de hoofdsom van de geldlening naar beneden worden bijgesteld tot € 809.020 omdat een consolidatiecorrectie in de jaarrekening 2010 had moeten worden meegenomen bij de bepaling van de waarde van de aandelen.
[appellanten] heeft op 31 december 2012 de aandelen in WWE aan GIT geleverd.
[trading company] heeft op 2 januari 2013 aan [cranes & services] een factuur gestuurd voor commissie over de verhuur van een kraan aan [huurder] in de periode vanaf 29 juli 2009 tot 29 januari 2011. [cranes & services] heeft deze factuur niet voldaan.
[geïntimeerde 2] heeft op 5 juni 2013 de waarde van de op 31 december 2012 door [appellanten] aan GIT geleverde aandelen berekend op € 816.893 per 31 december 2012. [geïntimeerde 2] heeft € 816.893 in mindering gebracht op het uitstaande saldo van de geldlening. [geïntimeerde 2] heeft berekend dat [appellanten] daarna nog € 75.788 moest betalen in verband met de geldlening. [appellanten] heeft dit bedrag niet betaald.
[appellanten] heeft bij e-mail van 1 juli 2013 veel cijfers opgevraagd om de juistheid van de berekening van [geïntimeerde 2] te controleren. [geïntimeerde 2] heeft hem de goedgekeurde jaarrekeningen van WWE over 2010, 2011 en 2012 toegestuurd.
[appellanten] heeft bij brieven van 21 maart 2014 en 14 mei 2014 [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] aangemerkt als feitelijk leidinggevenden van alle betrokken vennootschappen en hen aansprakelijk gesteld dan wel tot nakoming gesommeerd. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben hieraan geen gehoor gegeven.
GIT heeft op 27 maart 2014 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao waarin zij verzoekt [appellanten] te veroordelen tot betaling van € 75.788, te vermeerderen met rente en kosten. [appellanten] heeft in reconventie inzage verzocht in stukken. Hij heeft ook verzocht een deskundige te benoemen. Hij heeft gevorderd GIT te veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen dan wel tot het voldoen van schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
7.2.
[appellanten] heeft in eerste aanleg gevorderd – samengevat –
primair [cranes & services] , subsidiair [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] (hoofdelijk), te veroordelen tot betaling van € 117.075,55 (plus pro memorie), te vermeerderen met rente, en tot het verschaffen van informatie op grond waarvan de verschuldigde commissie ter zake de verkoop van de kraan kan worden vastgesteld;
en verder:
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] (hoofdelijk) te veroordelen tot:
- vergoeding van € 4.500 voor opgebouwde vakantiedagen;
- betaling van de volledige achterstallige pensioenpremie aan het pensioenfonds, met een dwangsom, onder overlegging van een bewijs van overschrijving, een bevestiging van het pensioenfonds (dat de premie is betaald) en volledige documentatie met betrekking tot de pensioenregeling;
en verder:
voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] (hoofdelijk) aansprakelijk zijn jegens [appellanten] , althans [trading company] , voor schade op grond van onrechtmatige daad en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] (hoofdelijk) te veroordelen tot vergoeding van schade, op te maken bij staat, en tot overlegging van in de dagvaarding genoemde bescheiden, op verbeurte van een dwangsom (subsidiair: een deskundige te benoemen);
met veroordeling van geïntimeerden (hoofdelijk) in de kosten van het geding.
Aan deze vorderingen heeft [appellanten] , samengevat, ten grondslag gelegd dat hij recht heeft op de overeengekomen commissie alsmede vakantiedagen en pensioenaanspraken en dat de gehanteerde waarde van de aandelen in WWE niet juist is.
Geïntimeerden hebben verweer gevoerd.
7.3.
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis het gevorderde afgewezen en [appellanten] in de kosten van het geding veroordeeld.
7.4.
[appellanten] heeft in hoger beroep 7 grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot toewijzing van het door [appellanten] gevorderde (in de memorie van grieven, bladzijde 27, zijn documenten opgesomd waarvan [appellanten] afgifte vordert), met veroordeling van geïntimeerden in de kosten in beide instanties.
Geïntimeerden hebben verweer gevoerd.
7.5.
Met grief 1 klaagt [appellanten] over een in het bestreden vonnis vastgesteld feit met betrekking tot de consolidatiecorrectie. Deze grief kan onbesproken blijven omdat het hof het bedoelde feit hiervoor zelf heeft vastgesteld zoals weergegeven onder 7.1 sub e. en de grief ook bij juistheid nog niet tot andere beslissingen leidt.
7.6.
Met de toegelichte grieven 2 en 3 komt [appellanten] in de kern op tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellanten] zoals geïntimeerden stellen afstand heeft gedaan van zijn recht op commissie. [appellanten] benadrukt dat hij daarvan alleen afstand heeft gedaan op voorwaarde dat hij aan de participatie een miljoen zou overhouden (en dat aan deze voorwaarde niet is voldaan), maar verduidelijkt niet welke concrete verklaring of gedraging van hem geïntimeerden als zijn zodanige wilsuiting hadden moeten begrijpen. Voor zover [geïntimeerde 1] volgens [appellanten] zei dat hij vaker mensen multimiljonair heeft gemaakt, bevat dat zelfs geen verklaring van [appellanten] . Als verklaring van [geïntimeerde 1] bevat die uiting blijkens haar bewoordingen verder nog niet de door [appellanten] ingeroepen toezegging of garantie van [geïntimeerde 1] dat [appellanten] aan de participatie een miljoen zou overhouden. Niet genoegzaam gesteld of gebleken zijn bijkomende feiten en omstandigheden waaruit [appellanten] een dergelijke toezegging of garantie desondanks had mogen begrijpen. De context is belangrijk: [appellanten] trad in dienst, kreeg aandelen en stemde in met een beding waarvan de strekking is dat zijn aandelen bij teruglevering aan GIT worden aangeboden tegen een bedrag gelijk aan de laatst bekende intrinsieke waarde, die wordt vastgesteld aan de hand van de laatst opgestelde en goedgekeurde jaarrekening van de vennootschap. In deze context mocht [appellanten] redelijkerwijs uit de gestelde uitlating van [geïntimeerde 1] niets anders afleiden dan dat [appellanten] mogelijk, afhankelijk van de prestaties van de onderneming, significante winsten tegemoet kon zien. Dit kan niet worden aangemerkt als een (harde, onvoorwaardelijke) toezegging of garantie dat hij aan de participatie een miljoen zou overhouden. Grieven 2 en 3 falen.
7.7.
Grieven 4 tot en met 7 betreffen de kwestie van de aandelen: de waardering, de door [appellanten] opgevraagde cijfers en documentatie, en de rol van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . Partijen zijn het erover eens dat een deskundige is benoemd in de procedure ten overstaan van de rechter te Curaçao en dat door de deskundige een concept rapportage is ingediend. Geïntimeerden hebben in hun laatste processtuk (de antwoordakte van 21 februari 2017) het definitieve rapport van de deskundige, gedateerd 16 januari 2017, overgelegd. [appellanten] heeft nog niet de gelegenheid gehad om hierop te reageren. [appellanten] zal in de gelegenheid worden gesteld op het definitieve rapport te reageren en bovendien de (eind)uitspraak van de rechter te Curaçao, indien beschikbaar, over te leggen, desgewenst met een toelichting. Geïntimeerden kunnen vervolgens een antwoordakte nemen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 24 juli 2018 voor akte aan de zijde van [appellanten] tot het hiervoor onder 7.7 omschreven doel, waarna geïntimeerden de gelegenheid zullen hebben voor een antwoordakte;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 juni 2018.
griffier rolraadsheer