ECLI:NL:GHSHE:2018:2476

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
000479-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking gevangenhouding in verband met betrokkenheid bij synthetische drugsproductie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de gevangenhouding van de verdachte was bevolen. De verdachte is beschuldigd van betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen voor de productie van en/of de handel in synthetische verdovende middelen. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank bekeken en kennisgenomen van het dossier, waarin blijkt dat de verdachte de huurder zou zijn van een loods waarin goederen zijn aangetroffen die bestemd zijn voor de productie van synthetische drugs. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat er voldoende ernstige bezwaren zijn en dat er gevaar voor herhaling bestaat. Het hof heeft de argumenten van de verdachte, die stelde dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn en dat er geen grond voor voorlopige hechtenis is, overwogen. Echter, het hof oordeelt dat de bezwaren tegen de verdachte voldoende ernstig zijn en dat het gevaar voor herhaling een belangrijke factor is in de beslissing om de voorlopige hechtenis te handhaven. Het hof wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, omdat het belang van de samenleving bij het voorkomen van verdere strafbare feiten zwaarder weegt dan het belang van de verdachte om in vrijheid zijn berechting af te wachten. De uitspraak bevestigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Bijzondere zaak, nummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank Oost-Brabant van [datum], waarbij namens:
[naam verdachte]
geboren [datum] te [plaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in [detentieadres]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van [datum], bij welke beschikking de gevangenhouding van [naam verdachte] werd bevolen.
Het hof heeft kennis genomen van de akte rechtsmiddel waarbij namens verdachte tijdig beroep is aangetekend tegen het bevel gevangenhouding voor de duur van 30 dagen.
Het hof heeft gehoord de verdachte en zijn raadsvrouw, alsmede de advocaat-generaal.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte wordt verweten betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen voor de productie van en/of de handel in synthetische verdovende middelen. Namens hem is betoogd dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn terwijl er voorts geen grond voor voorlopige hechtenis is. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat er voldoende ernstige bezwaren zijn en dat er voorts gevaar voor herhaling is.
De rechtbank heeft de gevangenhouding gebaseerd op het gevaar voor herhaling vanuit de gedachte dat met de productie van en de handel in verdovende middelen in korte tijd veel geld kan worden verdiend, waardoor de verleiding groot is om ermee door te gaan. Door de productie van en de handel in synthetische verdovende middelen komen er veel drugs op de markt waardoor de gezondheid van personen in gevaar wordt gebracht.
Het hof is van oordeel dat het dossier vooralsnog voldoende ernstige bezwaren bevat jegens verdachte terzake hetgeen hem wordt verweten. Verdachte zou de huurder zijn van de loods waarin een grote hoeveelheid goederen is aangetroffen die bestemd zouden zijn voor de productie van en of de handel in synthetische verdovende middelen. Dat verdachte de huurder zou zijn blijkt uit de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte], [naam medeverdachte]. Dat in de loods goederen zijn aangetroffen die bestemd zouden zijn voor de productie van en of de handel in synthetische verdovende middelen blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek in die loods.
Verdachte heeft verklaard dat hij de loods zou hebben doorverhuurd voor een bedrag van
€ [bedrag] per maand, welk bedrag contant zou worden voldaan, aan een of meer personen waarvan hij de naam/namen niet wenst te noemen ten gevolge waarvan die verklaring alsnog niet verifieerbaar is.
Het hof stemt ook in met het gevaar voor herhaling als dragende grond voor de voorlopige hechtenis. Het hof heeft eerder al bevestigd dat met de productie van en de handel in synthetische verdovende middelen in korte tijd veel geld kan worden verdiend en kennelijk is verdachte voor de verleiding gezwicht. Daaruit blijkt dat zijn moreel kompas slecht is afgesteld en op grond daarvan, en gelet op de omstandigheid dat een grote investering teniet is gedaan welke terugverdiend zal moeten worden, alsmede op het feit dat doorgaans sprake is van een georganiseerd verband waar men zich moeilijk van kan los maken, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, wanneer hij zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, zich zal schuldig maken aan een strafbaar feit als bedoeld in artikel 67 a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering waardoor de gezondheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Het hof wijst derhalve af het beroep.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen [persoonlijke belangen]
voorlopige hechtenis.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in beginsel het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Dat kan anders zijn wanneer, zoals in het onderhavige geval, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich schuldig zal maken aan een strafbaar feit waardoor de gezondheid van personen in gevaar kan worden gebracht. In een dergelijk geval zal de rechter, op grond van het subsidiariteitsbeginsel, dienen na te gaan of niet ook op andere, voor de verdachte minder bezwarende wijze, tegemoet kan worden gekomen aan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Dat belang is gelegen in de bescherming tegen een of meer strafbare feiten, gepleegd door verdachte, waarbij de gezondheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Een dergelijk alternatief zou kunnen bestaan uit een schorsing van de voorlopige hechtenis onder het stellen van voorwaarden. Echter, in de afweging van belangen tussen enerzijds het belang dat de verdachte heeft bij het in vrijheid afwachten van zijn berechting en anderzijds het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis, zal in de onderhavige zaak het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis zwaarder dienen te wegen dan het belang van de verdachte. Verdachte wordt verweten betrokken te zijn bij voorbereidingshandelingen tot de productie van en of de handel in synthetische verdovende middelen. De productie van en of de handel in synthetische verdovende middelen is een groot maatschappelijk probleem omdat deze strafbare feiten vaak gepaard gaan met andere vormen van soms de samenleving ondermijnende criminaliteit waartegen de overheid optreedt met inzet van veel middelen en personeel. Het zou voor de samenleving niet te begrijpen zijn wanneer de verdachte, ten aanzien van wie ernstige bezwaren bestaan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van en of de handel in synthetische verdovende middelen, zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten, tenzij er sprake is van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis, moet wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Dergelijke omstandigheden zijn niet aangevoerd, noch is het hof anderszins van het bestaan gebleken. Het hof wijst derhalve af het verzoek.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 07 juni 2018,
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. F.J.M. Walstock en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw. B. Yazi-Koçyilmaz, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 7 juni 2018
Gezien d.d.
De directeur van P.I. HvB Grave (Unit A + B)