Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 12 april 2018 geoordeeld dat de appellant toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De appellant had verzocht om vernietiging van dit vonnis en om alsnog een schone lei te verkrijgen of een verlenging van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2018 zijn zowel de appellant als de bewindvoerder gehoord. De bewindvoerder heeft bevestigd dat de appellant zijn informatieverplichting naar behoren is nagekomen, maar dat er nog steeds een aanzienlijke boedelachterstand was van ongeveer € 4.200,00.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks zijn financiële problemen, niet tijdig heeft voldaan aan zijn verplichtingen en dat hij geen plan van aanpak heeft gepresenteerd om zijn schulden te voldoen. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen van de appellant aan hem kunnen worden toegerekend en dat er geen aanleiding was om de tekortkomingen buiten beschouwing te laten. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de schuldsaneringsregeling van de appellant is beëindigd zonder toekenning van de schone lei. De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van verplichtingen in het kader van de schuldsanering en de gevolgen van tekortkomingen.