ECLI:NL:GHSHE:2018:2419

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
200.237.559_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementszaak met betalingsregeling en afwachting van spoedappel

In deze faillissementszaak is de appellant, een vennootschap die zich bezighoudt met mestverwerking, in eerste aanleg failliet verklaard door de rechtbank Oost-Brabant op 10 april 2018. In hoger beroep heeft de vennootschap een betalingsregeling aangeboden aan verschillende schuldeisers, maar niet aan allemaal. Het hof heeft besloten om de uitkomst van een spoedappel in een bodemzaak af te wachten voordat er een definitieve uitspraak wordt gedaan. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 mei 2018, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de indirect bestuurder van de vennootschap en de curator, zijn gehoord. De vennootschap heeft verweer gevoerd tegen de faillissementsaanvraag en stelt dat zij niet in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. De curator heeft aangegeven dat er een aanzienlijke schuldenlast is en dat de vennootschap bezig is met het treffen van regelingen met haar schuldeisers. Het hof heeft besloten om de uitspraak in het spoedappel van 19 juni 2018 af te wachten, omdat deze van groot belang is voor de levensvatbaarheid van de vennootschap. De curator is opgedragen om het hof te informeren over de uitkomst van het spoedappel en de actuele stand van de boedel.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 7 juni 2018
Zaaknummer : 200.237.559/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/332696 / FT RK 18/300
in de zaak in hoger beroep van:
[de vennootschap],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [de vennootschap] ,
advocaat: mr. M. Hoogendoorn te Rotterdam,
tegen

1.[parkmanagement] Parkmanagement B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
BTPB Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
Logisticon Verhuur B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
AEC Systems B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.
Transdruk B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
6.
Brabob Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
7.
Hacon Container B.V,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
hierna te noemen: [parkmanagement] Parkmanagement c.s., dan wel in enkelvoud [parkmanagement] Parkmanagement, BTPB, Logisticon, AEC, Transdruk, Brabob respectievelijk Hacon,
advocaat: mr. B.M. Reinders te Eindhoven,

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 10 april 2018, waarbij [de vennootschap] in staat van faillissement is verklaard, met aanstelling van mr. R.A.M.L. van Oeijen als curator.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 april 2018, heeft [de vennootschap] verzocht voormeld vonnis en daarmee het faillissement te vernietigen, met veroordeling van [parkmanagement] Parkmanagement c.s. in de kosten van de procedure.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de heer [indirect bestuurder van de vennootschap] , indirect bestuurder van [de vennootschap] ;
- mr. Hoogendoorn, advocaat van [de vennootschap] ;
- de heer [bestuurder van parkmanagement] , bestuurder van [parkmanagement] Parkmanagement;
- de heer [bedrijfsleider van parkmanagement] , bedrijfsleider van [parkmanagement] Parkmanagement;
- mr. B.W.M. Mutsaers, plaatsvervangend voor mr. Reinders, advocaat van [parkmanagement] Parkmanagement c.s.;
- mr. Van Oeijen, curator;
- mr. D.A.A.P. de Jong, collega van de curator.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een brief d.d. 18 mei 2018 met als bijlage het faillissementsverslag van de curator;
- een brief van de curator d.d. 22 mei 2018;
- een brief van mr. Mutsaers met bijlage (vonnis in kort geding in eerste aanleg), d.d. 22 mei 2018;
- een brief van mr. Hoogendoorn met producties, d.d. 23 mei 2018;
- de ter zitting in hoger beroep door mr. Hoogendoorn overgelegde en voorgehouden pleitnota (met producties);
- de ter zitting in hoger beroep door mr. Mutsaers overgelegde en voorgehouden pleitnota.

3.De beoordeling

3.1.
Het faillissement van [de vennootschap] is aangevraagd door [parkmanagement] Parkmanagement c.s. [parkmanagement] Parkmanagement stelt in het inleidend verzoekschrift een vordering te hebben op [de vennootschap] uit hoofde van een dienstverleningsovereenkomst van in hoofdsom € 10.219,17, te vermeerderen met rente en kosten. BTPB stelt een bedrag van thans nog € 12.500,- van [de vennootschap] te krijgen uit hoofde van een geldleningsovereenkomst. Logisticon stelt uit hoofde van een huurovereenkomst voor een waterzuiveringsinstallatie nog een bedrag van € 20.102,50, te vermeerderen met rente en kosten op [de vennootschap] te hebben. AEC stelt uit hoofde van een overeenkomst nog onder meer een vordering van € 265.850,- uit hoofde van levering van een luchtwasser op [de vennootschap] te hebben. Transdruk stelt uit hoofde van een geldleningsovereenkomst nog € 24.789,19 (inclusief rente) van [de vennootschap] te krijgen. Brabob stelt uit hoofde van het leveren van een glasvezelaansluiting voor internet nog een bedrag van € 1.089,- van [de vennootschap] te krijgen. Hacon tenslotte stelt uit hoofde van de verhuur van een container nog € 1.156,18 te krijgen, waarvan een bedrag van € 1.029,13 opeisbaar is per 3 april 2018. [de vennootschap] heeft uitgebreid verweer gevoerd.
Het faillissement van [de vennootschap] is vervolgens bij het bestreden vonnis uitgesproken.
3.2.
[de vennootschap] stelt in zijn beroepschrift – kort weergegeven – het volgende. [de vennootschap] exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met het ontwerpen, installeren en exploiteren van mestverwerkingsinstallaties. Enig aandeelhouder van [de vennootschap] is [holding] Holding B.V. (hierna [holding] Holding). [holding] Holding huurt van [parkmanagement] Parkmanagement een gedeelte van een bedrijvenpark te [vestigingsplaats] . In januari 2018 is door [parkmanagement] Parkmanagement de dienstverleningsovereenkomst opgezegd. [parkmanagement] Parkmanagement heeft vervolgens de levering van elektrische stroom stopgezet.
Door [holding] Holding en [de vennootschap] is een spoed-kort geding aangespannen waarin is gevorderd om [parkmanagement] Parkmanagement te gebieden weer elektrische stroom te leveren aan [holding] Holding en aan [de vennootschap] . In eerste aanleg is deze vordering afgewezen. Hiertegen is een spoedappel ingesteld bij de handelskamer van dit hof. De uitspraak in dit spoedappel wordt op 19 juni 2018 verwacht. Deze uitspraak is van groot belang voor [de vennootschap] , nu een afwijzing van haar vordering in hoger beroep ertoe zal leiden dat haar activiteiten blijvend stil liggen. Bij gebrek aan ondernemingsactiviteiten valt ook de verdiencapaciteit van [de vennootschap] weg.
[de vennootschap] betwist dat zij verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
3.3.
Ter zitting in hoger beroep is namens [de vennootschap] – zakelijk weergegeven – nog het volgende toegevoegd. [de vennootschap] is druk bezig om regelingen te treffen met haar schuldeisers. Daarvoor is nog enige tijd nodig.
Directe aanleiding voor de huidige precaire situatie bij [de vennootschap] is het juridische geschil tussen [de vennootschap] en [parkmanagement] Parkmanagement. Dat sprake is van vorderingen van partijen die al van iets langer geleden zijn, behoort uitdrukkelijk niet tot de conclusie te leiden dat [de vennootschap] eerder in een financieel problematische situatie verkeerde. Crediteuren en leninggevers zijn bekend met het (experimentele) karakter van de onderneming (waardoor zij een aanloopperiode heeft) en hebben hier begrip voor en geduld mee. Uiterlijk op 19 juni 2018 zal in de spoed-kort gedingprocedure arrest worden gewezen. Na het wijzen van dit arrest zal duidelijk zijn of [de vennootschap] in de toekomst bestaansrecht heeft. Dan zal ook duidelijk zijn of [parkmanagement] Parkmanagement terecht de bedrijfsvoering van [de vennootschap] heeft stilgelegd en het vrijkomen van aanzienlijke bedragen heeft geblokkeerd.
Inmiddels blijkt dat het leeuwendeel van de schuldeisers van [de vennootschap] bereid is om op zeer korte termijn medewerking te verlenen aan een oplossing die ruimte biedt om de uitkomst van het spoed-kort geding af te wachten. Deze meerderheid vertegenwoordigt ook het grootste deel van de totale schuldenlast van [de vennootschap] . Als bijlagen bij de pleitnota zijn de reacties van de schuldeisers gevoegd.
Het lijkt erop alsof de faillissementsaanvragers willen dat [de vennootschap] failliet blijft en dat men niet de uitkomst van het spoed-kort geding wil afwachten. Door de faillissementsaanvragers wordt, met geen ander doel dan [de vennootschap] te schaden, vastgehouden aan een behandeling ter zitting. Daarmee maken zij misbruik van recht/bevoegdheid.
Op de derdenrekening van de curator is thans een bedrag van € 66.000,- beschikbaar gesteld om de crediteuren van [de vennootschap] te voldoen, indien het hof het faillissement zou vernietigen. Bij een aanhouding van de zaak ten einde de uitkomst van het spoed-kort geding af te wachten, zullen, indien [de vennootschap] in het gelijk wordt gesteld, middelen vrijkomen om de verplichtingen na te komen. Dit blijkt ook uit de meegeleverde producties. Geen rechtens te respecteren belang verzet zich tegen uitstel c.q. aanhouding van de behandeling ter zitting. [de vennootschap] verkeert niet in de toestand te hebben opgehouden te betalen, aldus [de vennootschap] .
De Belastingdienst heeft niets te vorderen van [de vennootschap] .
[de vennootschap] heeft een potentiële koper voor twee mestverwerkingsinstallaties.
De heer [betrokkene] heeft laten weten dat hij bereid is een lening te verstrekken om de bedrijfshal af te bouwen.
Het bedrijfspand van [de vennootschap] beschikt inmiddels wel over een ondervloer die geen vloeistof doorlaat. Het pand dient nog wel dichtgemaakt te worden. Hiervoor is inmiddels een offerte ontvangen die uitgaat van een veel lager bedrag aan afbouwkosten dan een eerdere offerte uit 2016.
Desgevraagd ter zitting in hoger beroep is aangegeven dat er nog zes crediteuren zijn die nog niet hebben gereageerd op de namens [de vennootschap] gedane voorstellen. Zij vertegenwoordigen een totaalschuld van circa € 78.000,-.
Er is een mestoverschot in Noord-Brabant. Er is dus ook een markt voor mestverwerkingsbedrijven als [de vennootschap] . Diverse boeren zijn geïnteresseerd in deelname. [de vennootschap] is dus levensvatbaar. Er is een businessplan en een cashflowprognose die desgewenst aan het hof kunnen worden toegezonden. De bedoeling is om in vijf jaar tijd vier miljoen euro te verdienen. In 2017 was er sprake van een verlies maar dit heeft te maken met problemen rond de bouw en exploitatie. Er zijn financieringstoezeggingen. Ten aanzien van een groot deel van de geldleningen hoeft pas in juni 2019 te worden hervat met het betalen van rente.
[de vennootschap] kan produceren volgens de milieunormen.
Primair wordt verzocht om de uitspraak in het spoedappel van 19 juni 2018 af te wachten. Subsidiair wordt verzocht het faillissement te vernietigen.
3.4.
Ter zitting is namens [parkmanagement] Parkmanagement – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Uit de stukken van de curator blijkt van een totaalschuld aan 75 concurrente crediteuren tot een bedrag van € 2.601.630,34. Daarnaast is er sprake van een boedelschuld aan het UWV ad € 45.000,- (loongarantieregeling) en schulden aan de Belastingdienst van € 26.664,-. Er is genoegzaam gebleken van opeisbare schulden en pluraliteit van schuldeisers. Daarnaast verkeert [de vennootschap] in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Er blijven meerdere schuldeisers onbetaald. [de vennootschap] is niet solvabel: [de vennootschap] heeft geen onroerende zaken in eigendom, er is geen voorraad of onderhanden werk, er zijn geen vorderingen op debiteuren. De aangetroffen mest en het aangetroffen concentraat vertegenwoordigen een negatieve waarde. De drie aanwezige machines zijn geen eigendom van [de vennootschap] . Nergens blijkt dat [de vennootschap] haar schuldeisers op korte termijn kan betalen. In 2017 heeft [de vennootschap] een verlies geleden van € 963.769,- bij een omzet van € 233.339,-. Rekening houdend met een toetsing ‘ex nunc’ verkeert [de vennootschap] in de toestand te hebben opgehouden te betalen.
Niet is gebleken dat [de vennootschap] alle vorderingen heeft voldaan of dat met alle schuldeisers een regeling is getroffen. Niet alleen ontkent [de vennootschap] een aantal vorderingen, maar sommige met schuldeisers gesloten regelingen hebben bijzondere voorwaarden als het winnen van de kort geding-procedure. De problemen bij [de vennootschap] zijn niet ontstaan door het staken van de levering van stroom door [parkmanagement] Parkmanagement op 20 januari 2018, maar er was reeds sprake van het lijden van verliezen in 2017.
Onder de curator zou een bedrag van € 36.000,-, zijn gestort, maar dit bedrag lijkt bedoeld voor slechts enkele schuldeisers. Het bedrag is niet voldoende om alle schulden te voldoen.
[parkmanagement] Parkmanagement c.s. betwisten dat zij misbruik van recht hebben gemaakt. Alle verzoekers in eerste aanleg hebben een redelijk belang bij de aanvraag van het faillissement, nu hun vorderingen opeisbaar zijn.
Met [parkmanagement] Parkmanagement, BTPB, Logisticon en Hacon is in ieder geval geen regeling getroffen. Zij verzoeken het vonnis waarvan beroep te bekrachtigen en [de vennootschap] te veroordelen in de kosten van de procedure. AEC, Transdruk en Brabob verzoeken eveneens om [de vennootschap] te veroordelen in de kosten van de procedure.
[de vennootschap] bestaat al sinds 2015. Een aantal van de faillissementsaanvragers is niet bereid om de uitkomst van het spoedappel van 19 juni 2018 af te wachten omdat men op kortere termijn duidelijkheid wenst. Een aantal schuldeisers wacht al jaren op betaling en er is niet gereageerd op voorstellen vanuit die schuldeisers. Er hadden reeds regelingen kunnen worden getroffen. Er worden elke keer beloftes gedaan maar er wordt door [de vennootschap] niets nagekomen. Een ander probleem is het risico dat [parkmanagement] Parkmanagement loopt ten aanzien van haar vergunningen. [de vennootschap] voldoet niet aan de vereisten van de vergunning, onder meer omdat de bedrijfshal nog niet dichtgemaakt is. Daarnaast ligt er onbeheerde afval. Indien mest zich verspreidt kan dit leiden tot een zeer grote schade. De geur van de thans nog op het bedrijfsterrein van [de vennootschap] aanwezige substantie is problematisch.
Bij een aantal van de getroffen regelingen staan voorwaarden genoemd, waaronder een voor [de vennootschap] positieve uitkomst van het spoedappel.
Het bedrag van € 66.000,- dat op de derdenrekening van de curator staat, is volstrekt ontoereikend om de schulden mee te voldoen. [de vennootschap] dient het bedrijfsgebouw nog af te bouwen. Er dient ook nog een vloeistofdichte vloer te worden aangelegd; de kosten voor deze aanleg zijn geraamd op € 136.000,-. Er dienen ook voorzieningen te worden getroffen voor de boedelschuld, de levering van water en elektrische stroom, en voor de salarissen voor de medewerkers; al met al zal [de vennootschap] voor meer dan € 3.000.000,- aan schulden hebben. [de vennootschap] beschikt niet over financiële middelen om deze schulden terug te betalen.
De stukken met betrekking tot prognoses en cashflow hadden reeds overgelegd moeten worden.
[parkmanagement] Parkmanagement, BTBP, Logisticon en Hacon persisteren dan ook volledig bij hun faillissementsrekest.
AEC, Transdruk en BraBoB hebben ingestemd met de door [de vennootschap] voorgestelde regeling. Zij verzoeken nog slechts [de vennootschap] in de kosten van het hoger beroep, alsook die vanhet faillissement te veroordelen en het verzoek van [de vennootschap] omtrent de proceskostenveroordeling af te wijzen.
3.5.
De curator heeft in zijn brief van 22 mei 2018 – zakelijk weergegeven – het volgende geschreven. Tussen [parkmanagement] Parkmanagement enerzijds en de Holding en [de vennootschap] anderzijds is een discussie ontstaan of de Holding en [de vennootschap] hun verplichtingen uit hoofde van de dienstverleningsovereenkomst nakomen. [parkmanagement] Parkmanagement heeft die overeenkomst opgezegd en heeft daarbij de elektriciteitslevering stopgezet. [de vennootschap] is voor de bedrijfsvoering afhankelijk van de elektriciteitslevering. De Holding en [de vennootschap] zijn een kort geding gestart tegen [parkmanagement] Parkmanagement. Bij vonnis van 14 februari 2018 zijn de Holding en [de vennootschap] in het ongelijk gesteld. Tegen dit vonnis is een spoedappel ingesteld. Het hof zal in deze zaak – na eerder tussenarrest - arrest wijzen op 19 juni 2018. De curator heeft er geen bezwaar tegen dat de uitkomst van het spoedappel wordt afgewacht.
Er is sprake van pluraliteit van schuldeisers. [de vennootschap] is bezig geweest regelingen te treffen met die schuldeisers. Er is nog geen regeling getroffen met alle schuldeisers. Op grond van de ontwikkelingen kan de curator nog niet aangeven of [de vennootschap] verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
3.6.
Ter zitting in hoger beroep heeft de curator – zakelijk weergegeven – nog het volgende toegevoegd. Het bedrag op de derdenrekening is inmiddels € 66.000,-.
Een groot deel van de schuldeisers die schulden van een totaal van bijna € 2.600.000,- vertegenwoordigen, stemt in met het afwachten van de uitkomst van het spoedappel van 19 juni 2018. Schuldeisers die niet instemmen vertegenwoordigen schulden ter hoogte van
€ 84.000,-. Indien de faillissementskosten en de boedelschulden zouden worden opgeteld bij de weigerachtige schuldeisers, dan zou een bedrag van € 158.000,- in kas moeten zijn teneinde die faillissementskosten, de boedelschulden en die schuldeisers te betalen. Dat bedrag is op dit moment niet in kas. Vernietiging van het faillissement ligt om die reden op dit moment niet voor de hand.
De curator heeft er voor gekozen om de procedure van het spoedappel over te nemen. Het ligt voor de hand om de uitkomst van dit spoedappel af te wachten omdat hier de bedrijfsvoering van afhankelijk is. De boedelkosten nemen op dit moment slecht in beperkte mate toe. Het afwachten van de uitkomst van het spoedappel stuit derhalve niet op bezwaren.
De curator vindt het lastig om de kosten van het afbouwen van de bedrijfshal in te schatten.
Ten aanzien van het risico van het op het bedrijfsterrein aanwezige stoffen geeft de curator aan dat een bepaalde substantie vóór 1 mei 2018 diende te worden verwijderd. Deze substantie is door [holding] Holding verwijderd. Er is nog een tweede substantie aanwezig maar deze substantie levert geen risico op, zo is de curator geïnformeerd.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
[de vennootschap] erkent in ieder geval een groot deel van de vorderingen van de faillissementsaanvragers en de door de curator genoemde schuldeisers. Daarmee is het bestaan van (een deel van) de vorderingen van de faillissementsaanvragers en de opeisbaarheid van die vorderingen genoegzaam komen vast te staan. Tevens is de pluraliteit van schuldeisers hiermee voldoende komen vast te staan.
3.7.2.
Ten aanzien van de vraag of [de vennootschap] verkeert in een situatie dat hij is opgehouden te betalen, overweegt het hof dat [de vennootschap] druk doende is om met de schuldeisers tot een vergelijk te komen. Tevens zijn enige middelen ter beschikking gekomen van de curator. Complicerende factor is daarbij dat de bedrijfsvoering, en daarmee de levensvatbaarheid van [de vennootschap] , mede afhankelijk is van de uitkomst van een spoedappel dat eveneens bij (de handelskamer van) dit hof dient. Vooralsnog is uitspraak in dat spoedappel bepaald op 19 juni 2018. Door [de vennootschap] is er zeer op aangedrongen dat het hof de uitspraak in het spoedappel afwacht, omdat de met de schuldeisers overeen te komen regelingen ook hangen of staan met de uitkomst van dit spoedappel. De curator heeft zich hierbij aangesloten en aangegeven dat aanhouding vanuit de boedel bezien geen (noemenswaardige) bezwaren oplevert. Gelet hierop acht het hof het dan ook opportuun om in ieder geval de datum van 19 juni 2018 af te wachten en zal hiertoe beslissen.
3.7.3.
Het hof zal de curator verzoeken het hof te informeren over:
  • de uitspraak in het spoedappel van 19 juni 2018 (via overlegging van een afschrift);
  • een actuele stand van de boedel en de schulden;
  • een actuele stand van de onder hem aanwezige financiële middelen in de boedel van [de vennootschap] ;
  • een overzicht van schuldeisers die hun vordering hebben ingediend of die de curator anderszins bekend zijn;
  • of de door de curator verklaarde benodigde € 158.000,-, dan wel een ander aan de curator inmiddels benodigd gebleken bedrag, in kas is.
3.7.4.
Door de heer [indirect bestuurder van de vennootschap] is ter zitting in hoger beroep verklaard dat [de vennootschap] beschikt over een businessplan tot eind 2019 en over een cashflowoverzicht. Het hof beschikt thans niet over deze stukken. Deze stukken acht het hof echter wel noodzakelijk om te kunnen beoordelen of [de vennootschap] – daargelaten de uitkomst van het spoed-kort geding – in beginsel een levensvatbaar bedrijf is zoals [indirect bestuurder van de vennootschap] stelt en in staat zal zijn de eventueel getroffen betalingsregelingen na te komen. Het hof wenst daarom per direct de beschikking te krijgen over deze stukken.
3.7.5.
Partijen worden voorts in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de door de curator aan het hof toe te komen stukken en bevindingen, alsmede over de door [indirect bestuurder van de vennootschap] ter beschikking te stellen stukken, alsmede een reactie op de akte van de wederpartij te geven, een en ander zoals hieronder te bepalen.
3.8.
Het hof zal de beslissing in deze zaak aanhouden, teneinde partijen en de curator in de gelegenheid te stellen uitvoering te geven aan het bovenstaande.

4.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat de uitspraak in het spoedappel van 19 juni 2018 zal worden afgewacht alvorens in deze zaak te beslissen;
draagt mr. Hoogendoorn op uitvoering te geven aan het onder 3.7.4 bepaalde;
draagt de curator op om uiterlijk 26 juni 2018 uitvoering te geven aan het onder 3.7.3 bepaalde;
bepaalt dat elk van partijen uiterlijk op 3 juli 2018 een akte mag nemen teneinde te reageren op de bevindingen van de curator;
bepaalt dat elk van partijen uiterlijk op 10 juli 2018 een akte mag nemen teneinde te reageren op de akte van de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, S.M.A.M. Venhuizen en M. Pannevis en is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2018.