ECLI:NL:GHSHE:2018:2381
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van een minderjarige met internationale aspecten en zorgen over de opvoedsituatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de ouders van een minderjarige, die onder toezicht is gesteld door de rechtbank Oost-Brabant. De ouders, de vader en de moeder, hebben verzocht om de beschikking van 12 januari 2018 te vernietigen, waarin de rechtbank de ondertoezichtstelling van hun kind voor de duur van één jaar heeft uitgesproken. De ouders zijn van mening dat zij in staat zijn om de zorg voor hun kind zelf te dragen en dat hulpverlening niet noodzakelijk is. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de moeder de Bulgaarse nationaliteit heeft en de vader de Nederlandse. De minderjarige heeft beide nationaliteiten.
De rechtbank had eerder al een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De ouders hebben in hun beroepschrift aangevoerd dat zij bereid zijn om hulp te accepteren, maar dat zij niet erkennen dat er een noodzaak voor hulpverlening is. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, met name op het gebied van taal en gedrag. De gezinsvoogd en de Raad voor de Kinderbescherming hebben aangegeven dat er een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat er blijvende hulpverlening wordt ingezet.
Het hof heeft de argumenten van de ouders en de betrokken instanties afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige en dat de ouders niet in staat zijn om de noodzakelijke hulpverlening in een vrijwillig kader te accepteren. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden gehandhaafd.