Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
[groep] Groep B.V.,
5.Het verdere verloop van het geding
6.De verdere beoordeling
De Snooheeft de juistheid bevestigd van zijn brief van 1 december 2009, die in het tussenarrest van 20 december 2016 onder 3.7.2 is aangehaald. Het gaat hierbij met name om de passage waarin hij aan de advocaat van [geintimeerden] diens mededeling bevestigt dat zij, indien de levering door [appellant] kan plaatsvinden, geen gebruik zullen maken van een te wijzen verstekvonnis. De bemoeienis van deze getuige betrof alleen een periode van twee weken in het najaar van 2009; nadien is hij verder niet bij de zaak betrokken geweest.
Van Kesselheeft naar aanleiding van een vraag over zijn brief van 7 september 2010, die in het tussenarrest van 20 december 2016 onder 3.7.4 is aangehaald, onder meer verklaard:
“Ik antwoord u erop dat het niet juist is dat ik met mr. Van der Corput heb afgesproken dat zou worden afgezien van de dwangsom. Als dat zo zou zijn, dan zou dat betekenen dat hij geen dwangsom zou verbeuren en dat er ook geen levering zou plaatsvinden.”
[oud-notaris]heeft niets verklaard over het al dan niet bestaan van een afspraak of toezegging als in de bewijsopdracht vermeld.
Van der Corputheeft onder meer verklaard:
“Uit mijn hoofd gesproken is op 6 augustus 2010 het verstekvonnis betekend. Ik weet niet wat de aanleiding daarvoor was, die betekening kwam voor mij als donderslag bij heldere hemel. Bij brief van 17 augustus 2010 heb ik daarover mijn verontwaardiging uitgesproken. U houdt mij voor dat in de brief van 31 augustus 2010 staat ‘telefonisch’. Ik antwoord u dat zowel in het gesprek als telefonisch ik heb meegedeeld dat [appellant] bereid was mee te werken aan de levering en dat we hebben afgesproken dat er geen dwangsommen zouden verbeuren. In het gesprek lag de nadruk op het niet betekenen van het verstekvonnis, omdat [appellant] wilde meewerken.
[voormalig adviseur van geintimeerden]heeft onder meer verklaard dat hij aanwezig is geweest bij besprekingen met de verschillende betrokkenen in juni 2010. Over de dwangsommen zegt hij:
“Ik herhaal dat wij – handelaars zijnde – nooit hebben toegezegd de dwangsommen te laten vallen. Dat weet ik pertinent zeker. Dat wil ik nogmaals gezegd hebben.”Met ‘wij’ doelt de getuige op zichzelf en mr. Van Kessel.
“Cliënt wenst derhalve eerst de reactie van de gemeente naar aanleiding van uw schrijven af te wachten alvorens een definitief standpunt in te nemen aangaande de dwangsommen”.