[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van de voortgezette handeling van:
- diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (
- medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden (
- poging tot diefstal, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
Voorts is bij vonnis waarvan beroep beslist op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] . De rechtbank heeft de vordering hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 5.918,18, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het niet toegewezen gedeelte van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard en de vordering is voor het niet toegewezen gedeelte van de gevorderde materiële schade afgewezen. Verdachte is tot slot veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de op te leggen schadevergoedingsmaatregel en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 9.918,18, bestaande uit
€ 1.918,18 aan materiële schade en € 8.000,00 aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging:
- primair, gelet op de verzochte vrijspraken, bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering;
- subsidiair bepleit dat het hof zal beslissen conform de beslissing van de rechtbank;
- meer subsidiair verzocht om het aandeel van verdachte in de te vergoeden schade afzonderlijk vast te stellen en het (eventueel) toe te wijzen gedeelte van de vordering niet hoofdelijk op te leggen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen. Het hof zal de dagvaarding in eerste aanleg, zoals hierna zal worden overwogen, ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde nietig verklaren en komt ten aanzien van feit 1 tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank. Ook overigens komt het hof tot enkele andere beslissingen.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel en/of een (schouder)tas, inhoudende onder meer een of meer gsm-telefoon(s) en/of een of meer huissleutels en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een hoeveelheid geld en/of een bankpas), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht in haar buikstreek en/of tegen haar hoofd en/of tegen haar benen, in elk geval tegen haar lichaam, heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of geduwd en/of aan die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een autosleutel en/of een (schouder)tas, inhoudende onder meer een of meer gsm-telefoon(s) en/of een of meer huissleutels en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een hoeveelheid geld en/of een bankpas), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht in haar buikstreek en/of tegen haar hoofd en/of tegen haar benen, in elk geval tegen haar lichaam, heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of geduwd en/of aan die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] (in parkeergarage DippieDoe aldaar) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen, voornoemde [slachtoffer] opzettelijk en wederrechtelijk vast te pakken en/of vast te grijpen en/of (vervolgens) haar enkels, althans haar benen, aan elkaar vast te tapen, in elk geval vast te binden, en/of haar mond dicht te tapen en/of haar polsen, althans haar armen, aan elkaar vast te tapen, in elk geval vast te binden en/of bij haar, [slachtoffer] , te blijven staan en/of te verhinderen dat zij zich zou bewegen, althans haar weg zou vervolgen;
3.
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de [woonadres slachtoffer] aldaar, geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel (zijnde de (zojuist) wederrechtelijk toegeëigende huissleutel), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Het hof is van oordeel dat de inleidende dagvaarding wat betreft het onder 3 ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is en derhalve niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Immers, aan verdachte is onder 3 – kort gezegd – een poging tot diefstal in vereniging door middel van valse sleutels ten laste gelegd, terwijl er aan hem niet één of meer uitvoeringshandelingen ten laste zijn gelegd, hetgeen wel vereist is.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schoudertas, inhoudende onder meer een gsm-telefoon en huissleutels en een portemonnee (inhoudende onder meer een hoeveelheid geld en een bankpas), toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders die [slachtoffer] meermalen met kracht in haar buikstreek en tegen haar hoofd en tegen haar been hebben getrapt en geschopt en geslagen;
hij op 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een autosleutel, toebehorende aan [slachtoffer] , welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders die [slachtoffer] meermalen met kracht in haar buikstreek en tegen haar hoofd en tegen haar been hebben getrapt en geschopt en geslagen;
2.
hij op 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] (in parkeergarage DippieDoe aldaar) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die anderen voornoemde [slachtoffer] opzettelijk en wederrechtelijk vast te pakken en vast te grijpen en vervolgens haar enkels aan elkaar vast te tapen en haar mond dicht te tapen en haar polsen aan elkaar vast te tapen en bij haar, [slachtoffer] , te blijven staan en te verhinderen dat zij zich zou bewegen, althans haar weg zou vervolgen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Verweren van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, nu het ten laste gelegde medeplegen telkens niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe is – op gronden als verwoord in de pleitnota – het navolgende aangevoerd.
In de eerste plaats heeft de verdediging betwist dat, zoals door de rechtbank is overwogen, het geweld van de medeverdachten voor verdachte voorzienbaar was en zodoende een rol kan spelen bij de bewezenverklaring van medeplegen. Voorts heeft verdachte de toepassing van het geweld door de medeverdachten niet kunnen waarnemen. Hij had daar geen wetenschap van. Verdachte kon zich dan ook niet, zoals hem in het vonnis van de rechtbank wordt verweten, op enig moment distantiëren van de geweldshandelingen van zijn medeverdachten, nu hij daar geen wetenschap van had, aldus de verdediging.
Ten tweede heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de door de medeverdachten afgelegde verklaringen op essentiële punten aantoonbaar onbetrouwbaar zijn en aldus niet (in belastende zin) kunnen bijdragen aan het bewijs in de strafzaak tegen verdachte. De verdediging verzoekt het hof deze verklaringen dan ook uit te sluiten van het bewijs. Nu verdachte op basis van de resterende bewijsmiddelen niet kan worden aangemerkt als medepleger, dient hij te worden vrijgesproken.
In de derde plaats heeft de verdediging bepleit dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan de ten laste gelegde feiten van onvoldoende gewicht is om te kunnen spreken van medeplegen. In de optiek van de verdediging heeft de bijdrage van verdachte hooguit bestaan uit gedragingen die mogelijk met medeplichtigheid in verband zouden kunnen worden gebracht (optreden als chauffeur en op de uitkijk staan). Nu deze medeplichtigheid niet ten laste is gelegd, dient verdachte in de optiek van de verdediging te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Relevante feiten en omstandigheden
Uit de aangifte van het [slachtoffer] blijkt dat zij op 25 februari 2017, omstreeks 21.05 uur, naar een kleine rotonde op de Ekkerswijer reed. Bij de kleine rotonde zag zij een personenauto met een man die achter het stuur zat. [slachtoffer] ging met haar auto achter de geparkeerde auto, een Citroën, staan. Vervolgens begon de Citroën te rijden in de richting van de aldaar gelegen parkeergarage en zoals afgesproken volgde [slachtoffer] . Zij reden de parkeergarage in. Vanaf de ingang gezien helemaal in het midden achterin op de begane grond parkeerde de Citroën en [slachtoffer] parkeerde haar auto er achter. [slachtoffer] stapte uit haar auto. Zij liet haar handtas in de auto liggen, maar nam wel haar autosleutel mee. [slachtoffer] sloot haar auto af en liep naar de bestuurder van de Citroën, die in de auto bleef zitten. De bestuurder deed vervolgens het raam van het portier een stukje naar beneden en zei tegen [slachtoffer] dat zij bij hem in kon stappen aan de bijrijderskant. [slachtoffer] liep tussen hun auto’s door naar de bijrijderskant van de Citroën en op het moment dat zij de portierklink wilde vastpakken, hoorde zij dat de Citroën door middel van de centrale vergrendeling werd afgesloten. [slachtoffer] probeerde het portier te openen, maar voelde dat deze was afgesloten. Op dat moment kwamen er opeens twee of drie mannen de parkeergarage ingelopen. [slachtoffer] hoorde dat een van de mannen zei: “niet weglopen”. [slachtoffer] was op dat moment onderweg naar de bestuurderskant van haar auto. Zij deed niet meteen wat er werd gezegd en werd toen door een van de mannen tegen haar buik of been getrapt. Het was een voorwaartse trap met kracht. [slachtoffer] ondervond pijn, maar kon er wel door blijven staan. Na de trap is [slachtoffer] wel direct op de grond gaan liggen, op haar rechterzij en met haar gezicht richting de ingang van de parkeergarage. Vervolgens werden de enkels van [slachtoffer] bij elkaar getaped en door een andere man werd haar hoofd van boven naar beneden tot over haar mond dicht getaped. Daarna werden haar armen voor haar lichaam bij haar polsen ook vastgetaped. [slachtoffer] had op dat moment haar autosleutel nog in haar handen. Er werd tegen [slachtoffer] gezegd dat zij stil moest blijven liggen. Dit deed zij niet en zij bewoog een beetje. Er werd gelijk door een van de mannen met kracht tegen haar aan getrapt en geschopt, waarvan zij pijn ondervond. Er werd vervolgens gevraagd naar haar autosleutel. Zij moest deze afgeven. [slachtoffer] hoorde vervolgens dat de centrale vergrendeling van haar auto werd geopend. Zij hoorde vervolgens het portier open- en weer dichtgaan. De bestuurder van de Citroën heeft naar het idee van [slachtoffer] de gehele tijd in de Citroën gezeten. Telkens werd er gezegd dat zij muisstil moest blijven liggen. Bij elke beweging werd er tegen haar aan getrapt en werd zij geschopt. [slachtoffer] weet zeker dat zij meerdere malen met behoorlijke kracht in haar buik en tegen haar hoofd werd geschopt en getrapt. Er werd telkens tegen haar gezegd dat zij stil moest blijven liggen. Toen hoorde [slachtoffer] dat er een voertuig kwam aangereden. Zij hoorde de portieren opengaan en hoorde dat er werd ingestapt. Het voertuig vertrok daarop weer. Er was één persoon bij [slachtoffer] achtergebleven. Er werd tegen haar gezegd dat zij stil moest blijven liggen en er werd ook weer tegen haar aan geschopt. Toen hoorde [slachtoffer] de man ineens hard wegrennen. Achteraf bleek dat de schoudertas van [slachtoffer] uit haar auto was weggenomen. In haar tas zat onder andere een gsm-telefoon, sleutels van de toegangsdeur van het appartementencomplex, de huisdeursleutel van haar woning en een portemonnee met daarin een bankpas en ongeveer € 80 aan briefgeld.
Verdachte heeft verklaard dat aan hem door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt telkens: medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]) was uitgelegd wat de bedoeling was, namelijk dat zij een mevrouw naar een parkeergarage zouden lokken en haar geld afhandig zouden maken en/of naar haar woning zouden gaan. Verdachte zou de chauffeur zijn en hij moest het slachtoffer lokken. Van tevoren is hij volgens zijn verklaring met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gaan kijken bij de afgelegen plek waar het plaats zou moeten vinden. Er is toen gezegd waar verdachte moest gaan staan. Hij moest bij een rotonde gaan staan, zodat het slachtoffer naast hem moest komen staan. Verdachte kon dan zeggen dat zij achter hem aan moest rijden naar de afgelegen plek. Verdachte moest ervoor zorgen dat zij in wilde stappen en de anderen zouden het dan overnemen. Verdachte heeft zijn taak naar eigen zeggen uitgevoerd. Toen [slachtoffer] in wilde stappen, drukte verdachte – volgens afspraak – op de knop die ervoor zorgt dat alle deuren werden afgesloten. Verdachte hoorde toen een knal alsof er iemand tegen de auto viel. Verdachte voelde de auto even heen en weer bewegen. Zij (
het hof begrijpt: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]) zouden de sleutels (
het hof begrijpt: van [slachtoffer]) afnemen en dan zouden ze naar het huis gaan van het slachtoffer. [medeverdachte 2] kwam naar verdachte toe en zei dat hij de sleutels had. Verdachte is toen naar eigen zeggen uit de auto van [medeverdachte 1] gestapt en is vervolgens met [medeverdachte 2] naar de woning van het slachtoffer gegaan om geld weg te nemen. Er zou een geldbedrag van tussen de € 10.000 en € 20.000 liggen, welk geldbedrag onder de drie verdachten zou worden verdeeld. Aldaar moesten zij eerst de goede sleutel zoeken, wat wel twee minuten duurde. [medeverdachte 2] riep dat het foute boel was. Daarna zijn ze weggegaan. [medeverdachte 2] belde [medeverdachte 1] op en zei dat hij daar weg moest gaan, omdat het foute boel was en er iemand thuis was. Op enig moment hebben ze afgesproken onder een viaduct en aldaar zijn de tas en sleutels van het slachtoffer weggegooid. Verdachte was teleurgesteld dat er geen geld was verdiend, hij had graag zijn schulden willen afbetalen. Tot slot heeft verdachte verklaard dat met zijn telefoon contact is gelegd met het slachtoffer en [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte op de hoogte was van het plan. De verdachten zijn met zijn drieën in de auto van [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt telkens: [medeverdachte 1]) naar de parkeergarage (
het hof begrijpt: DippieDoe) gereden. Vervolgens zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit de auto gegaan en zij hebben zich verstopt achter blokken. Verdachte is vervolgens naar de afgesproken plek gereden en heeft [slachtoffer] daar opgewacht. [slachtoffer] is vervolgens achter verdachte de parkeergarage ingereden en zij hebben hun auto’s geparkeerd. Vervolgens is [slachtoffer] overmeesterd. De sleutels zijn uit de tas van [slachtoffer] gepakt. De auto van [medeverdachte 2] stond bij de Mc Donald’s Best, vlakbij Dippiedoe, geparkeerd. Vervolgens is [medeverdachte 2] met verdachte in de auto van voornoemde [medeverdachte 2] naar het huis van [slachtoffer] gegaan. Zij hebben daar de auto geparkeerd. Zij hebben even bekeken welke sleutel van de sleutelbos ze moesten hebben. Er bleek echter iemand aanwezig in de woning, waarna ze zijn weggerend. Vervolgens zijn ze weggereden en is [medeverdachte 1] gebeld en aan hem is verteld dat hij weg moest gaan uit de parkeergarage. Zij hebben op een later moment op een plek afgesproken en daar onder een viaduct de tas en sleutels weggegooid.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij het plan hadden opgevat dat persoon A (
het hof begrijpt telkens: verdachte) met de auto van [medeverdachte 1] naar de afgesproken plek zou rijden. Die auto zou voorrijden en [slachtoffer] zou meerijden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden te voet op een afgesproken plek staan in de garage en persoon A zou met de auto van [medeverdachte 1] naar die afgesproken plek rijden. Als [slachtoffer] uit de auto zou komen, zouden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] haar overmeesteren. [medeverdachte 1] zag dat [slachtoffer] de auto parkeerde achter persoon A en dat ze uitstapte en richting de bijrijderskant liep. [slachtoffer] werd vastgepakt, toegetakeld en getaped. Zoals van tevoren afgesproken, bleef [medeverdachte 1] bij het slachtoffer achter en gingen persoon A en [medeverdachte 2] met de auto van [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer] om haar geld te zoeken en weg te nemen. Op enig moment kreeg [medeverdachte 1] een telefoontje en is daarop uit de parkeergarage vertrokken. met de mededeling dat er iemand binnen in de woning was, dat ze het huis niet meer binnengingen en dat hij ook moest vertrekken. [medeverdachte 1] is daarop uit de parkeergarage vertrokken. De tas van [slachtoffer] is weggegooid nabij een viaduct.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het navolgende af.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verdachte betrokken in hun plan om het latere [slachtoffer] naar een parkeergarage te lokken om haar huissleutel afhandig te maken en naar haar woning te gaan om aldaar geld weg te nemen. Van tevoren is hij volgens zijn verklaring bij de politie met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gaan kijken bij de afgelegen plek waar het plaats zou moeten vinden. Er is toen gezegd waar verdachte moest gaan staan. Verdachte heeft er voor gekozen aan het plan deel te nemen omdat, naar zijn zeggen, hij de financiën goed kon gebruiken en afgesproken was dat hij – net als de twee medeverdachten – een derde deel van de uiteindelijke buit zou krijgen. Verdachte was in alle fasen van de uitvoering van het plan aanwezig en heeft daarmee een rol gehad in de voorbereiding, de uitvoering en afhandeling van de delicten. Zo heeft verdachte een materiële bijdrage geleverd bij de voorbereiding van het delict, nu met zijn telefoon contact is gelegd met het slachtoffer (en [medeverdachte 1] ) en bij het van te voren bekijken van de locatie. Het was verdachte die – volgens plan – het slachtoffer de parkeergarage heeft ingelokt. Hierbij trad verdachte derhalve niet alleen op als “slechts” chauffeur, omdat sprake is van het meelokken naar de plek waar zij overmeesterd zou worden. In de parkeergarage heeft verdachte het slachtoffer ertoe bewogen uit te stappen, zodat zijn medeverdachten haar konden overmeesteren. Niet met zekerheid kan worden vastgesteld, hetgeen door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is verklaard, dat verdachte vervolgens uit de auto is gestapt, geweldshandelingen bij het slachtoffer heeft verricht en het slachtoffer heeft vastgetaped. In het voordeel van verdachte gaat het hof uit van de lezing van verdachte, welke lezing wordt ondersteund door de verklaring van het slachtoffer. Het hof leidt uit die verklaringen af dat verdachte tijdens het plegen van de geweldshandelingen door zijn medeverdachten in de auto zat.
Het hof hecht evenwel geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij geen enkele wetenschap had van het geweld dat is toegepast op het slachtoffer. Verdachte heeft immers verklaard dat hij een knal hoorde alsof iemand tegen de auto viel en voelde hij de auto heen en weer bewegen, waaruit hij kon afleiden dat er door zijn medeverdachten op dat moment geweld jegens het slachtoffer werd gebruikt. Bovendien was het voornemen om haar geld afhandig te maken, en daarvan was verdachte op de hoogte. Enig verzet was daarbij minstgenomen te verwachten, zo oordeelt het hof.
Alvorens verdachte op enig moment met [medeverdachte 2] diens auto is gaan halen is voorts ook enige tijd verstreken, nu het volgens het dossier 18 minuten rijden is naar de woning van [slachtoffer] en om 21.48 uur naar [medeverdachte 1] werd gebeld dat het (bij de woning) mislukt was. Al die tijd (tussen even na 21.05 uur en het vertrek naar de woning van het slachtoffer) was verdachte, in een verder verlaten garage, aanwezig, waar op korte afstand het slachtoffer werd vastgetaped. Dat het enige tijd geduurd moet hebben is ook af te leiden uit de grote hoeveelheid resten tape die in de garage werden aangetroffen. Verdachte moet zich hier bewust van geweest zijn. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben [medeverdachte 1] toen alleen met het vastgetapede slachtoffer achtergelaten.
Het hof overweegt voorts dat verdachte vervolgens samen met [medeverdachte 2] en met de huissleutels naar de woning van het slachtoffer is gegaan om aldaar een aanzienlijk geldbedrag weg te nemen. De lezingen van verdachte en [medeverdachte 2] over het al dan niet betreden van de woning van het slachtoffer door verdachte lopen uiteen op het punt of verdachte mee naar binnen is gegaan, dan wel buiten is gebleven om op de uitkijk te staan. Ook hier zal het hof in het voordeel van verdachte uitgaan van zijn verklaring dat hij niet mee naar binnen is gegaan.
Nadat bleek dat er zich in de woning van het slachtoffer een ander persoon bevond, zijn verdachte en [medeverdachte 2] meteen gezamenlijk gevlucht en hebben zij [medeverdachte 1] gebeld dat het foute boel was. Verdachte en de medeverdachten hebben vervolgens samen onder een viaduct afgesproken en aldaar de tas en sleutels van het slachtoffer weggegooid.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten en de medeverdachten, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, is komen vast te staan. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het hof verwerpt het verweer mitsdien in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op: