[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten. Verdachte is ter zake van medeplichtigheid aan de voortgezette handeling van:
- diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (
- poging tot diefstal, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts is bij vonnis waarvan beroep beslist op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de op te leggen schadevergoedingsmaatregel en, in zoverre opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 9.918,18, bestaande uit € 1.918,18 aan materiële schade en € 8.000,00 aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof verdachte integraal zal vrijspreken. Subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, heeft de verdediging verzocht een groot gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging bepleit dat in het geval van vrijspraak de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering dan wel dat de vordering zal worden afgewezen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel en/of een (schouder)tas, inhoudende onder meer een of meer gsm-telefoon(s) en/of een of meer huissleutels en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een hoeveelheid geld en/of een bankpas), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht in haar buikstreek en/of tegen haar hoofd en/of tegen haar benen, in elk geval tegen haar lichaam, heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of geduwd en/of aan die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
zij op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een autosleutel en/of een (schouder)tas, inhoudende onder meer een of meer gsm-telefoon(s) en/of een of meer huissleutels en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een hoeveelheid geld en/of een bankpas), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht in haar buikstreek en/of tegen haar hoofd en/of tegen haar benen, in elk geval tegen haar lichaam, heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of geduwd en/of aan die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een autosleutel en/of een (schouder)tas, inhoudende onder meer een of meer gsm-telefoon(s) en/of een of meer huissleutels en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een hoeveelheid geld en/of een bankpas), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of aan haar, verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat genoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht in haar buikstreek en/of tegen haar hoofd en/of tegen haar benen, in elk geval tegen haar lichaam, heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of geduwd en/of aan die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf zij, verdachte, (tevoren) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 24 februari 2017 te Bladel en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- aan [betrokkene 1] , zijnde een (voormalige) relatie van genoemde [slachtoffer] , informatie te vragen over genoemde [slachtoffer] , te weten informatie omtrent het woonadres van genoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) deze informatie te verstrekken aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s); en/of
- een plattegrond van de woning van genoemde [slachtoffer] , welke plattegrond zij, verdachte, had verkregen van genoemde [betrokkene 1] , te verstrekken aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s); en/of
- tegen voornoemde [medeverdachte 1] te vertellen dat er een aanzienlijk geldbedrag in de woning van genoemde [slachtoffer] lag; en/of
- op 24 februari 2017 genoemde [betrokkene 1] op te bellen en een afspraak te maken voor een bezoek die avond door haar, verdachte, en voornoemde [medeverdachte 1] en voornoemde [medeverdachte 2] aan die [betrokkene 1] ;
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 25 februari 2017 te Best tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een autosleutel en/of een (schouder)tas, inhoudende onder meer een of meer gsm-telefoon(s) en/of een of meer huissleutels en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een hoeveelheid geld en/of een bankpas), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of haar, verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat genoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht in haar buikstreek, en/of tegen haar hoofd en/of tegen haar benen, in elk geval tegen haar lichaam, heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of geduwd en/of aan die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat zij stil moest blijven liggen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf zij, verdachte, (tevoren) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 24 februari 2017 te Bladel en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- aan [betrokkene 1] , zijnde een (voormalige) relatie van genoemde [slachtoffer] , informatie te vragen over genoemde [slachtoffer] , te weten informatie omtrent het woonadres van genoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) deze informatie te verstrekken aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s); en/of
- een plattegrond van de woning van genoemde [slachtoffer] , welke plattegrond zij, verdachte, had verkregen van genoemde [betrokkene 1] , te verstrekken aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s); en/of
- tegen voornoemde [medeverdachte 1] te vertellen dat er een aanzienlijk geldbedrag in de woning van genoemde [slachtoffer] lag; en/of
- op 24 februari 2017 genoemde [betrokkene 1] op te bellen en een afspraak te maken voor een bezoek die avond door haar, verdachte, en voornoemde [medeverdachte 1] en voornoemde [medeverdachte 2] aan die [betrokkene 1] ;
2.
zij op of omstreeks 25 februari 2017 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de [woonadres slachtoffer] aldaar, geld en/of goederen van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, (zijnde de (zojuist) wederrechtelijk toegeëigende huissleutel), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 25 februari 2017 te Eindhoven tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de [woonadres slachtoffer] aldaar, geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of haar, verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, (zijnde de (zojuist) wederrechtelijk toegeëigende huissleutel), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf zij, verdachte, (tevoren) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 24 februari 2017 te Bladel en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- aan [betrokkene 1] , zijnde een (voormalige) relatie van genoemde [slachtoffer] , informatie te vragen over genoemde [slachtoffer] , te weten informatie omtrent het woonadres van genoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) deze informatie te verstrekken aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s); en/of
- een plattegrond van de woning van genoemde [slachtoffer] , welke plattegrond zij, verdachte, had verkregen van genoemde [betrokkene 1] , te verstrekken aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s); en/of
- tegen voornoemde [medeverdachte 1] te vertellen dat er een aanzienlijk geldbedrag in de woning van genoemde [slachtoffer] lag; en/of
- op 24 februari 2017 genoemde [betrokkene 1] op te bellen en een afspraak te maken voor een bezoek die avond door haar, verdachte, en voornoemde [medeverdachte 1] en voornoemde [medeverdachte 2] aan die [betrokkene 1] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde
Het hof is van oordeel dat de inleidende dagvaarding wat betreft het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is en derhalve niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Immers, aan verdachte is onder 2 – kort gezegd – (medeplichtigheid aan een) poging tot diefstal in vereniging door middel van valse sleutels ten laste gelegd, terwijl er niet één of meer uitvoeringshandelingen (ter uitvoering van het gronddelict) ten laste zijn gelegd, hetgeen wel vereist is.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het medeplegen van het onder 1 primair ten laste gelegde feit door verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, reeds omdat geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering en overigens het bewijs tevens te kort schiet om bewezen te kunnen achten dat de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde desalniettemin van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Vrijspraak van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, maar met de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de medeverdachten van verdachte, te weten [medeverdachte 1] (hierna telkens: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , vernomen hadden dat er een groot contant geldbedrag zou liggen in de woning van het [slachtoffer] . Dit geld betrof inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer. De medeverdachten hebben vervolgens met het slachtoffer een seksafspraak gemaakt voor in de avond (even na 21.00 uur) van 25 februari 2017. Afgesproken is dat het slachtoffer bij een rotonde in Best met haar auto achter de auto van [medeverdachte 1] (met daarin [medeverdachte 3] ) aan zou rijden. Zo is het slachtoffer een verlaten parkeergarage ingelokt. Toen het slachtoffer, na achter die auto geparkeerd te hebben, naar de auto liep om contact te maken werden de sloten vergrendeld. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden zich inmiddels verdekt opgesteld in de garage. Zij hebben het slachtoffer daar overmeesterd. Het slachtoffer is vastgetaped en meermalen met kracht tegen haar buik, been en hoofd getrapt en geschopt. Het slachtoffer werd gedwongen tot afgifte van haar autosleutel. Uit de auto van het slachtoffer zijn vervolgens persoonlijke spullen, waaronder haar huissleutels, weggenomen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn vervolgens naar de woning van het slachtoffer gegaan met de bedoeling om aldaar geld weg te nemen. [medeverdachte 1] is toen alleen met het slachtoffer in de parkeergarage achtergebleven. Terwijl het slachtoffer vastgetaped op de grond lag, heeft [medeverdachte 1] haar meermalen hardhandig tegen het hoofd getrapt en geschopt. Omstreeks 21.50 uur werd [medeverdachte 1] gebeld dat het niet gelukt was om geld weg te nemen omdat zich iemand in de woning bevond van het slachtoffer waardoor de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] rechtsomkeert hebben gemaakt. Na dit telefoontje is ook [medeverdachte 1] er vandoor gegaan en heeft het slachtoffer alleen, vastgetaped en liggend op de grond van de verlaten parkeergarage achtergelaten. Haar spullen zijn later in het kanaal gegooid.
Bij het slachtoffer is het volgende letsel waargenomen: rode strepen en plekken, ogen blauw en gezwollen, handen gezwollen, rechterpols en duimmuis gezwollen, elleboog rood/blauw gekleurd, zwellingen aan armen, rode plekken op heup en knie, onderbeen buitenzijde licht ontveld.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich – kortgezegd – schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal met geweld en medeplichtigheid aan afpersing (feit 1 subsidiair). Daartoe zijn telkens (door middel van gedachtestreepjes) een aantal daaraan ten grondslag liggende gedragingen van verdachte ten laste gelegd. Ten behoeve van de leesbaarheid zal hieronder per gedachtestreepje aan de orde komen of het hof de gedraging bewezen acht en, zo ja, of de bewezen gedraging naar het oordeel van het hof medeplichtigheid aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde feiten oplevert.
Informatie over (het woonadres van) [slachtoffer]
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte van het eerste gedachtestreepje, inhoudende medeplichtigheid aan het ten laste gelegde feit door ‘aan [betrokkene 1] , zijnde een (voormalige) relatie van [slachtoffer] , informatie te vragen over genoemde [slachtoffer] , te weten informatie omtrent het woonadres van genoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) deze informatie te verstrekken aan [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)’, dient te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft in haar verhoor bij de politie ontkend dat zij naar [betrokkene 1] (
het hof begrijpt telkens: [betrokkene 1]) is gegaan voor informatie over [slachtoffer] (
het hof begrijpt telkens: [slachtoffer]). Zij heeft verklaard dat zij erbij was toen [medeverdachte 2] (
het hof begrijpt telkens: [medeverdachte 2]) aan [betrokkene 1] van alles over [slachtoffer] vroeg.
[medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] een avond bij [betrokkene 1] heeft doorgebracht. Zijn vriendin [verdachte] (
het hof begrijpt telkens: [verdachte]) was er ook. Hun bedoeling was om via [betrokkene 1] informatie te krijgen over [slachtoffer] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vroegen steeds dingen over [slachtoffer] en probeerden zo het adres van [slachtoffer] te achterhalen, hetgeen ook lukte. [medeverdachte 2] raakte op de hoogte van een dating site waarop [betrokkene 1] en [slachtoffer] stonden ingeschreven. [medeverdachte 2] heeft daar ter plekke op zijn telefoon een aantal dingen over [slachtoffer] opgezocht. [medeverdachte 2] is later thuis op internet gaan zoeken en heeft [slachtoffer] op internet gevonden. [medeverdachte 2] liet [medeverdachte 1] weten dat hij [slachtoffer] had gevonden op de site.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zelf informatie over [slachtoffer] , waaronder haar woonadres, hebben gevraagd aan en gekregen van [betrokkene 1] . Noch uit het onderzoek ter terechtzitting, noch uit het dossier is het hof gebleken dat verdachte aan [betrokkene 1] informatie over [slachtoffer] , waaronder haar woonadres, heeft gevraagd, zodat verdachte van de onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde gedraging zal worden vrijgesproken.
Het verkrijgen en verstrekken van een plattegrond van de woning van [slachtoffer]
Verdachte wordt onder het tweede gedachtestreepje verweten dat zij medeplichtig is geweest aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit door ‘een plattegrond van de woning van [slachtoffer] , welke plattegrond zij, verdachte, had verkregen van [betrokkene 1] , te verstrekken aan [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)’. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] begin 2017 voor haar een plattegrond van de woning van [slachtoffer] heeft getekend. De verdachte heeft daar bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep steeds dezelfde verklaring voor gegeven. Verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] deze plattegrond voor haar tekende, omdat zij wilde weten hoe [slachtoffer] woonde voor weinig geld.
[betrokkene 1] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij een plattegrond van de woning van [slachtoffer] heeft getekend voor [verdachte] , omdat zij op zoek was naar een soortgelijk huisje.
Op grond van het bovenstaande stelt het hof vast dat verdachte een plattegrond van de woning van [slachtoffer] had verkregen van [betrokkene 1] . De daarvoor door zowel verdachte als [betrokkene 1] gegeven verklaring wordt niet weerlegd door andere bewijsmiddelen. Onder die omstandigheid kan naar het oordeel van het hof niet worden bewezen dat verdachte zich door het verkrijgen van de plattegrond van de woning van het slachtoffer schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit.
Voorts is noch uit het onderzoek ter terechtzitting noch uit het procesdossier gebleken dat verdachte de verkregen plattegrond op enig moment aan [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) heeft verstrekt, zodat deze ten laste gelegde gedraging niet kan worden bewezen.
Informatie delen over een aanzienlijk geldbedrag in de woning van [slachtoffer]
Het hof is van oordeel dat verdachte terecht door de rechtbank is vrijgesproken van het derde gedachtestreepje, te weten medeplichtigheid aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit door ‘tegen [medeverdachte 1] te vertellen dat er een aanzienlijk geldbedrag in de woning van [slachtoffer] lag’. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het verhoor van [slachtoffer] blijkt dat [betrokkene 1] ervan op de hoogte was dat zij ongeveer 15.000 euro contant in haar woning had liggen.
[betrokkene 1] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij tegen [betrokkene 2] (
het hof begrijpt telkens: [betrokkene 2]) heeft gezegd dat er een bedrag van 15.000 tot 17.000 euro in de woning van [slachtoffer] lag. [betrokkene 1] heeft verklaard dat alleen [betrokkene 2] wist dat er een aanzienlijk bedrag in huis lag.
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat [betrokkene 2] hem vertelde dat hij van [betrokkene 1] had gehoord dat [slachtoffer] behoorlijk veel geld verdiende en dat zij dat thuis bewaarde. Er werden bedragen genoemd van 10.000 tot 25.000 euro.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1]
(het hof begrijpt telkens: [medeverdachte 1]) naar hem toekwam met een klus, omdat hij ergens veel geld wist te liggen. [betrokkene 1] had dat tegen [betrokkene 2] gezegd, [betrokkene 2] had dat tegen [medeverdachte 1] gezegd en [medeverdachte 1] vertelde dit aan hem.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat [betrokkene 2] van [betrokkene 1] had gehoord dat er een aanzienlijk geldbedrag in de woning van [slachtoffer] lag en dat [betrokkene 2] dit vervolgens tegen [medeverdachte 1] heeft verteld. Aldus kan naar het oordeel van het hof niet worden bewezen dat verdachte degene was die tegen [medeverdachte 1] heeft verteld dat er een aanzienlijk geldbedrag in de woning van [slachtoffer] lag, zodat zij van deze gedraging zal worden vrijgesproken.
Afspraak maken voor een bezoek aan [betrokkene 1]
Tot slot ziet het hof zich voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat verdachte medeplichtig is aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit door ‘op 24 februari 2017 [betrokkene 1] op te bellen en een afspraak te maken voor een bezoek die avond door haar, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan die [betrokkene 1] ’, zoals ten laste gelegd onder gedachtestreepje 4. Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft in haar verhoor bij de politie verklaard dat zij op de avond voor de overval (
het hof begrijpt: 24 februari 2017) op bezoek is geweest bij [betrokkene 1] (
het hof begrijpt telkens: [betrokkene 1] ). [medeverdachte 2] was die avond op bezoek bij [medeverdachte 1] en verdachte. Verdachte heeft toen [betrokkene 1] gebeld met de vraag of het goed was dat [medeverdachte 2] mee op bezoek kwam bij de woning van [betrokkene 1] .
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] later die avond samen op stap zouden gaan en zij daarom aan [betrokkene 1] had gevraagd of [medeverdachte 2] ook mee naar binnen mocht komen. Verdachte heeft verklaard dat zij dat nooit had gedaan als zij had geweten dat ze naar [betrokkene 1] gingen om informatie (
het hof begrijpt: over [slachtoffer]) te ontfutselen.
Het hof stelt op grond van het vorenstaande vast dat verdachte op 24 februari 2017 [betrokkene 1] heeft opgebeld en een afspraak heeft gemaakt voor een bezoek die avond door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan voornoemde [betrokkene 1] . Nu uit het dossier niet is gebleken van het tegendeel zal het hof de verklaring van verdachte volgen. Het hof is van oordeel dat verdachte derhalve niet opzettelijk behulpzaam is geweest bij dan wel opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van het ten laste gelegde feit, zodat haar gedraging geen medeplichtigheid oplevert.
Conclusie
Hoewel het hof verdachte verwijt dat zij, zoals zij in haar verhoor bij de politie en ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard (en waarvan zij zelf ook aangeeft dat zij daar spijt van heeft), wist dat [slachtoffer] overvallen zou worden en zij op geen enkele wijze haar verantwoordelijkheid heeft genomen om dit te voorkomen, kan naar het oordeel van het hof niet worden bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest in de zin zoals in de tenlastelegging opgenomen. Niet kan worden bewezen dat verdachte aan [betrokkene 1] informatie over (het woonadres van) [slachtoffer] heeft gevraagd en dat zij deze informatie heeft verstrekt aan [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders (gedachtestreepje 1). Voorts kan niet worden bewezen dat verdachte tegen [medeverdachte 1] heeft verteld dat er een aanzienlijk geldbedrag in de woning van [slachtoffer] lag (gedachtestreepje 3). Wel kan worden bewezen dat verdachte een plattegrond van de woning van [slachtoffer] van [betrokkene 1] heeft verkregen (gedachtestreepje 2, eerste deel), doch deze gedraging levert naar het oordeel van het hof gelet op de door verdachte gegeven verklaring geen medeplichtigheid op. Voorts is het hof niet gebleken dat verdachte deze plattegrond heeft verstrekt aan [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders (gedachtestreepje 2, tweede deel). Tot slot heeft het hof vastgesteld dat verdachte op 24 februari 2017 [betrokkene 1] heeft opgebeld en een afspraak heeft gemaakt voor een bezoek die avond door haar, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan [betrokkene 1] . Echter, gelet op de verklaring van verdachte kan naar het oordeel van het hof niet worden bewezen dat verdachte door die gedraging opzettelijk behulpzaam is geweest bij dan wel opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit (gedachtestreepje 4).
Gelet op het vorenstaande zal verdachte ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.148,13 (bestaande uit € 2.148,13 aan materiële schade en € 8.000,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 5.918,18 (bestaande uit € 1.918,18 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het niet toegewezen gedeelte van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard en de vordering is voor het niet toegewezen gedeelte van de gevorderde materiële schade afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen – waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt – zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.