Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/279478/HA ZA 14-422)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
De overeenkomst van samenwerking eindigt:
door opzegging als bedoeld in artikel 10 van deze overeenkomst;
De ondergetekende aan wie één van de hiervoor vermelde feiten kan worden toegerekend, wordt geacht uit de samenwerking te zijn getreden.
De overeenkomst van samenwerking kan worden opgezegd door iedere ondergetekende met inachtneming van een termijn van ten minste zes maanden;
De voortzettende ondergetekenden verkrijgen krachtens verdeling het aandeel van de niet-voortzettende ondergetekende in alle goederen die deel uitmaken van de samenwerking, onder de gehoudenheid de waarde van dat aandeel in geld uit te keren aan de niet-voortzettende ondergetekende. (…)
Indien een ondergetekende uit de samenwerking is getreden ingevolge artikel 9 worden de onroerende zaken gewaardeerd op de waarde in het economisch verkeer, welke aan die onroerende zaken naar hun feitelijke toestand op het verdelingsmoment kan worden toegekend. (…)”
“aan wie de oorzaak van het eindigen van de samenwerkingsovereenkomst niet kan worden toegerekend”.