In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding van een voormalig ambtenaar, [appellant], tegen de Gemeente Nederweert. De appellant stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door hem te ontslaan en hem geen verbeterkansen te bieden, wat heeft geleid tot een onwerkbare situatie. De rechtbank Limburg had eerder in een vonnis van 10 februari 2016 de vorderingen van de appellant afgewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Het hof heeft in zijn arrest van 29 mei 2018 geoordeeld dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Het hof verwijst naar de procedure ex artikel 8:90 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die van toepassing is op vorderingen van ambtenaren tegen hun werkgever. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant ten tijde van het instellen van de vordering geen ambtenaar meer was, maar dat de vordering betrekking heeft op zijn arbeidsrelatie met de gemeente, waardoor de bepalingen van het ambtenarenrecht van toepassing blijven.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. De appellant is veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Dit arrest is gewezen door de rechters B.A. Meulenbroek, M.L.A. Filippini en D.W. Giltay Veth en openbaar uitgesproken op 29 mei 2018.