ECLI:NL:GHSHE:2018:2268

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
20-002327-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in hoger beroep inzake dodelijk verkeersongeval met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

Op 29 mei 2018 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, alsook een rijontzegging van vijf jaar, wegens zijn betrokkenheid bij een dodelijk verkeersongeval op 1 januari 2017 te Oss. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarbij de verdachte ook aansprakelijk werd gesteld voor schade aan een benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 11.308,17 toegewezen kreeg, vermeerderd met wettelijke rente.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis integraal zou bevestigen, terwijl de verdediging verzocht om een matiging van de gevangenisstraf. Het hof heeft echter geen aanleiding gezien om de opgelegde straf te matigen, en heeft zich verenigd met de overwegingen van de rechtbank. De deskundigen hebben geen nieuwe inzichten aangedragen die de strafmaat zouden kunnen beïnvloeden. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden afgewezen, en de verdachte is in zijn strafbaarheid bevestigd voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing is openbaar uitgesproken. De betrokken rechters hebben de zaak zorgvuldig overwogen en zijn tot de conclusie gekomen dat de eerdere strafoplegging rechtvaardig was, gezien de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 20-002327-17
Uitspraak: 29 mei 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-879008-17 en 01-860134-17, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 21-005160-15, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in PI Achterhoek - Gev. Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
- in de zaak met parketnummer 01-879008-17 onder feit 1 primair:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige, na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van deze wet;

- in de zaak met parketnummer 01-879008-17 onder feit 2:

overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

- in de zaak met parketnummer 01-879008-17 onder feit 3:

overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

- in de zaak met parketnummer 01-860134-17 onder feit 1:

overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;

- in de zaak met parketnummer 01-860134-17 onder feit 2:

overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994,

veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. In de zaak met parketnummer 01-879008-17 onder feit 1 primair is verdachte tevens veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren. Voor wat betreft laatstgenoemd feit is de vordering van de benadeelde partij [naam] geheel toegewezen tot een bedrag van € 11.308,17, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2017 en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag, subsidiair 91 dagen hechtenis.
Voorts heeft de rechtbank beslist tot onttrekking aan het verkeer van de in beslaggenomen goederen en tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de gehele bewezenverklaring van de rechtbank, alsmede de beslissingen van de rechtbank op de vordering van de benadeelde partij [naam] en de in beslaggenomen goederen. Door de raadsman van verdachte is een strafmaatverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht de duur van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf te matigen. Voor wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden heeft de raadsman verzocht bij toewijzing deze gevangenisstraf te verdisconteren in de totaal op te leggen gevangenisstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de kwalificatie van het in de zaak met parketnummer 01-860134-17 onder feit 1 bewezen verklaarde.
Deze kwalificatie behoort naar het oordeel van het hof te luiden als hieronder vermeld.
Anders dan de verdediging ziet het hof in hetgeen daartoe ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd geen aanleiding om de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie jaren te matigen. Het hof sluit aan bij de overwegingen van de rechtbank hieromtrent. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, in het bijzonder door hetgeen de deskundigen drs. M.J. van Weers en drs. K.J. de Wijs-Heijlaerts naar voren hebben gebracht, is het hof niet tot gewijzigde inzichten gekomen met betrekking tot de duur van de op te leggen gevangenisstraf. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, deze strafoplegging in combinatie met de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor de verdachte nadelige gevolgen zou hebben.
Voorts ziet het hof geen enkele reden om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden te verdisconteren in de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-860134-17 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. E.F.G.M. Gelderman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.H. Verhoeven-van der Heijden, griffier,
en op 29 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.