ECLI:NL:GHSHE:2018:2228

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
24 mei 2018
Zaaknummer
200.225.711_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling tussen ouders na scheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een zorgregeling voor hun minderjarige kind is vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.P. Janssen-Wikkers, verzoekt de beschikking te vernietigen en de ouders te verplichten om in goed onderling overleg de zorgregeling vorm te geven. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Kamphuis, verzoekt het hoger beroep af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure.

De mondelinge behandeling vond plaats op 10 april 2018, waarbij beide ouders en de raad aanwezig waren. De moeder stelt dat de zorgregeling niet in het belang van het kind is en dat er een andere regeling moet komen, terwijl de vader vindt dat de vastgestelde regeling structuur biedt voor het kind. Het hof constateert dat de communicatie tussen de ouders is verslechterd en dat de zorgregeling die door de rechtbank is vastgesteld, op zichzelf goed is. Het hof wijst het verzoek van de moeder af en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.

Het hof beveelt de ouders aan om deel te nemen aan het traject 'Kinderen uit de Knel' om hun communicatie te verbeteren en de veranderende rollen na de scheiding helder te krijgen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 17 mei 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 17 mei 2018
Zaaknummer: 200.225.711/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/235479 / FA RK 17-1822
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.P. Janssen-Wikkers,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R. Kamphuis.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, vestiging [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 juli 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 oktober 2017, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de ouders te bevelen in goed onderling overleg invulling te geven aan de zorgregeling, waarbij zowel de belangen van [de minderjarige] als de belangen van de ouders bij een goed contact van [de minderjarige] met de niet opvoedende ouder als uitgangspunt moeten dienen. Door middel van ouderschapsreorganisatie-gesprekken dienen de ouders hier invulling aan te geven.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 20 maart 2018, heeft de vader verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond gedaan en de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder verbetering/aanvulling van gronden, met de
kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 april 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Janssen-Wikkers;
  • de vader, bijgestaan door mr. Kamphuis;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 13 juli 2017.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
3.2.
De vader heeft [de minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit. [de minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.3.
Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van (destijds) de rechtbank Roermond van 20 februari 2013 is, kort gezegd, bepaald dat de onderlinge regelingen, waaronder de in artikel 3.1. overeengekomen zorgregeling, zoals opgenomen in het ouderschapsplan en waarvan een kopie aan die beschikking is gehecht, als in die beschikking opgenomen worden beschouwd.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het in de beschikking van de rechtbank Roermond van 20 februari 2013 opgenomen ouderschapsplan, voor zover het betreft de tussen partijen in artikel 3.1. overeengekomen zorgregeling als volgt gewijzigd:
- [de minderjarige] verblijft bij de vader:
- gedurende een weekeinde per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 19.00 uur;
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, een en ander in nader overleg te bepalen en hierbij voor de dagen die genoemd zijn in het ouderschapsplan aansluiting zoekend bij deze regeling;
- de verjaardag van [de minderjarige] op contactdagen bij de vader en anders bij de moeder;
- de verjaardag van de vader;
- de verjaardag bij opa en oma vaderszijde;
- de verjaardag van tante [naam] ;
- vaderdag;
waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] naar de moeder.
De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in haar beroepschrift, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder wil niet dat er een zorgregeling wordt vastgesteld, maar dat de ouders in onderling overleg vormgeven aan de zorgregeling. [de minderjarige] is daar het meest bij gebaat.
De relatie tussen [de minderjarige] en de vader is verstoord geraakt en [de minderjarige] wil niet langer dan één of twee nachten bij de vader slapen. Daarom zijn de ouders reeds in onderling overleg een andere zorgregeling overeengekomen dan de zorgregeling die in de bestreden beschikking is vastgesteld. Verder wil de moeder graag ouderschapsreorganisatie-gesprekken met de vader voeren.
3.7.
De vader voert in zijn verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan. De vader wil dat er een zorgregeling wordt vastgesteld. Het is belangrijk voor [de minderjarige] dat zij structuur en duidelijkheid heeft. Volgens de vader is de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] . De vader heeft ervoor gekozen de bestreden beschikking niet af te dwingen, maar de ouders zouden er goed aan doen om die zorgregeling na te leven. De vader maakt zich zorgen over [de minderjarige] . Op dit moment wordt de mening van [de minderjarige] bepalend geacht en zij wordt daarbij (bewust of onbewust) gestuurd door de moeder.
3.8.
De raad heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht.
Het uitgangspunt is dat een kind niet bepaalt hoe de zorgregeling eruit ziet. Wel moet er geluisterd worden naar de behoeften van een kind en vervolgens dienen ouders hierover met elkaar in gesprek te gaan.
Het communicatieprobleem tussen deze ouders is complex en het is belangrijk dat zij een traject gaan volgen om hun communicatie te verbeteren. Verder is de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling goed, is ter zitting gebleken dat deze zorgregeling door beide ouders wordt gedragen en is het belangrijk dat deze zorgregeling ook wordt uitgevoerd.
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de omstandigheden na het opstellen van het ouderschapsplan zijn gewijzigd. De communicatie tussen de ouders is verslechterd en aan de in het ouderschapsplan vastgestelde zorgregeling wordt geen uitvoering meer gegeven.
3.9.3.
Ter zitting van het hof is gebleken dat tussen de ouders niet (langer) in geschil is dat de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling op zichzelf goed is. Het verzoek van de moeder in hoger beroep om de bestreden beschikking in zoverre te vernietigen, wordt dan ook afgewezen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
3.9.4.
Ter zitting van het hof is tevens gebleken dat de ouders een groot communicatieprobleem hebben. Na het uiteengaan in 2016 deden de ouders nog veel samen met [de minderjarige] . Toen de vader een nieuwe partner kreeg, veranderde dat. Contacten tussen de
ouders samen met [de minderjarige] horen nagenoeg niet meer tot de mogelijkheden, terwijl [de minderjarige] daar wel sterk behoefte aan lijkt te hebben. Tekenend daarvoor is de ouderdag die op initiatief van [de minderjarige] in november 2017 heeft plaatsgevonden. Ook de wijziging van de omstandigheden in de situatie van de vader blijkt voor [de minderjarige] lastig. Het verwerkingsproces dat bij scheiding van ouders voor een kind ook een plaats dient te krijgen, verdient de aandacht van de beide ouders. Het hof constateert dat zowel de ouders als [de minderjarige] begeleiding nodig hebben om hun veranderende rollen helder te krijgen. Het traject ‘Kinderen uit de knel’ is daarvoor, in de situatie waarin [de minderjarige] met haar ouders thans verkeert, bij uitstek geschikt. Een van de eisen om aan dit traject deel te kunnen nemen is dat er geen gerechtelijke procedures lopen tussen partijen. Het hof geeft de ouders dringend in overweging om samen met [de minderjarige] deel te nemen aan dit traject “Kinderen uit de Knel”.
3.9.5.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 juli 2017;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.A.R.M. van Leuven en P.M.M. Mostermans en is op 17 mei 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.