ECLI:NL:GHSHE:2018:2225

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
200.207.291_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg levensverzekeringspolis en de gevolgen van het uitstellen van de ingangsdatum van pensioen op de einddatum van de verzekeringsovereenkomst

In deze zaak gaat het om de uitleg van een levensverzekeringspolis en de gevolgen van het uitstellen van de ingangsdatum van het pensioen op de einddatum van de verzekeringsovereenkomst. Appellant, die in het verleden voor een werkgever heeft gewerkt, had recht op een bonus die hij heeft laten uitbetalen aan Aegon Levensverzekering N.V. voor een levensverzekering. De polis had een einddatum van 1 augustus 2010, maar appellant heeft verzocht om uitstel van de ingangsdatum van zijn pensioen naar 1 augustus 2011. Aegon heeft de verzoeken van appellant niet ingewilligd en heeft de beleggingen op de einddatum omgezet naar een tussenrekening. Appellant vordert in deze procedure dat de einddatum van de polis wordt uitgesteld en dat Aegon gehouden is om de waarde van de polis op een later tijdstip uit te keren. Het hof oordeelt dat de einddatum van de polis niet kan worden uitgesteld door het uitstellen van de pensioendatum. De bepalingen in de polis zijn duidelijk en er is geen bewijs dat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst hebben onderhandeld over een andere einddatum. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, die de vorderingen van appellant had afgewezen, en veroordeelt appellant in de kosten van de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.207.291/01
arrest van 22 mei 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. K.A.M.J. Horsch te Valkenburg aan de Geul,
tegen
Aegon Levensverzekering N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Aegon ,
advocaat: mr. C.A.M. Ronhaar te 's-Gravenhage,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 december 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 4844716 \ CV EXPL 16-2119 gewezen vonnis van 13 juli 2016.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 5 december 2017 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
  • de bij H12-formulier van 16 april 2018 door [appellant] overgelegde productie 48;
  • het H16-formulier van [appellant] van 19 april 2018, waarbij [appellant] de in de memorie van grieven vervatte vermeerdering van eis intrekt;
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 april 2018.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

6.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
6.1.1.
[appellant] heeft in het verleden voor [papier] Papier B.V. gewerkt. Op enig moment had [appellant] ten opzichte van zijn toenmalige werkgever recht op onder andere een bonus ten bedrage van fl. 100.000,00. [appellant] wenste dat bedrag in te zetten als oudedagsvoorziening. Hij heeft dit bedrag rechtstreeks door [papier] Papier BV laten uitbetalen aan Aegon .
6.1.2.
De betaling aan Aegon is feitelijk aangewend als storting van een premiebedrag voor een levensverzekeringsovereenkomst met polisnummer [polisnummer] (productie 9 inleidende dagvaarding). Na overleg tussen partijen zijn de levensverzekeringsovereenkomst en/of de bijbehorende clausules gewijzigd. Met ingang van 1 februari 2000 is de poliswaarde van de levensverzekering ingelegd in een Equity Fund en is onder meer clausule 5570 van toepassing geworden. Deze clausule (lid 4) houdt onder meer in dat bij leven op de in de polis genoemde einddatum uitsluitend de tegenwaarde van de Equity Fund polis op het moment van beëindiging van de overeenkomst ter beschikking van [appellant] zou staan. Er was sprake van zogeheten “risicovol beleggen”, waarbij het kapitaal bij of na overlijden zonder meer gegarandeerd was (lid 3 van de clausule). Op het betreffende polisblad van de gewijzigde verzekering van 1 februari 2000 wordt onder andere vermeld dat het kapitaal uitgekeerd wordt bij in leven zijn van de verzekerde (hof: [appellant] ) op 1 augustus 2010.
6.1.3.
[appellant] heeft op 5 maart 2010 een brief geschreven aan Aegon (productie 1 cva), waarvan de inhoud luidt als volgt:
“(…) Betreft polis.nr. [polisnummer]
Hiermee deel ik u mede, dat ik mijn pensioen niet wens in te laten gaan op 1 augustus 2010.
Ik verzoek u vriendelijk, mij een offerte te maken op ingang 1-8-2011 met een gegarandeerd eind kapitaal.
In afwachting van uw offerte (…)”
6.1.4.
Aegon heeft op voormelde brief van [appellant] bij schrijven van 18 maart 2010 (productie 2 cva) als volgt gereageerd:
“(…) Geachte heer [appellant] ,
Wij hebben uw brief van 5 maart 2010 ontvangen, waarin u verzoekt tot een offerte voor een gegarandeerd eindkapitaal per 1 augustus 2011.
Waarde
Uw polis [polisnummer] heeft als einddatum 1 augustus 2010. De waarde op dat moment is geheel afhankelijk van de stand van de beleggingen. De huidige beleggingswaarde per 18 maart 2010 is: 3170,4534 participaties Aegon Equity Fund, koers € 19,30. Totale beleggingswaarde € 61.189,75
Uitstel
Op de expiratiedatum komt het kapitaal uit de beleggingen vrij en kan de afdeling Pensioeningang op dat moment een uitstelofferte maken voor het uitstellen van de pensioendatum met 1 jaar. Het uitstellen geeft een gegarandeerd kapitaal.
Vanwege de beleggingen kan op dit moment dan ook nog geen offerte worden verstrekt. De offerte ontvangt u op een moment dichter bij de expiratiedatum de gewenste offerte.
Voorwaarde
De polis met de originele einddatum 1 augustus 2010 gaat in vanaf uw 65e. Pensioenen mogen van de wetgever ook vanaf het 65e jaar tot maximaal het 70e jaar worden uitgesteld. Voorwaarde hierbij is echter dat er een werkgeversverklaring aan de verzekeraar kan worden overlegd. Zonder deze verklaring mag de verzekeraar na het 65e jaar niet uitstellen (…)”
6.1.5.
Bij brief van 10 april 2010 (productie 3 cva) heeft Aegon een “Kennisgeving Ingang Pensioen” aan [appellant] verstuurd. Deze brief luidt onder andere als volgt:
“(…)Uw pensioenverzekering
Op uw pensioenverzekering is de pensioenclausule van toepassing. De beleggingswaarde (dat is uw pensioenkapitaal) mogen wij niet in één keer uitkeren. Uw pensioenverzekering is bedoeld voor een inkomensvoorziening in termijnen vanaf uw pensioenleeftijd.
Beleggingswaarde
De beleggingswaarde is afhankelijk van de koers van het beleggingsfonds waarin u deelneemt en van de betaalde premies. Op de pensioendatum stellen wij de definitieve beleggingswaarde vast tegen de koers op dat moment. De hoogte van uw pensioenuitkeringen is afhankelijk van de rentestand op de pensioendatum, van onze tarieven en van de hoogte van uw pensioenkapitaal. U ziet hieronder de gegevens van uw pensioenverzekering.
Polisnummer [polisnummer]
Ingangsdatum pensioen 1 augustus 2010
Voor en na uw pensioen
U ontvangt ongeveer 3 maanden voor de einddatum van uw verzekering een indicatieve opgave. Na uw pensioendatum ontvangt u een offerte met de definitieve beleggingswaarde. Daar hoeft u niets voor te doen (…)”
6.1.6.
Het op basis van de polis opgebouwde kapitaal is niet voorafgaand of onmiddellijk volgend op 1 augustus 2010 omgezet in een lijfrente-/pensioenuitkering voor [appellant] . Daartoe is pas per 1 augustus 2014 overgegaan. Aegon heeft de tegenwaarde van de polis per 1 augustus 2010 op een tussenrekening geplaatst en daarover rente vergoed. Het op die wijze per 1 augustus 2014 beschikbare kapitaal (€ 69.983,03; productie 7 bij conclusie van dupliek) is gebruikt voor de per die datum ingegane lijfrente-/pensioenuitkering.
6.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellant] in eerste aanleg:
I. te verklaren voor recht dat de pensioendatum ter zake de polis van [appellant] met nummer [polisnummer] 1 augustus 2015 althans 7 juli 2015 is;
II. te verklaren voor recht dat de polis van [appellant] met nummer [polisnummer] op 1 augustus 2015 een waarde heeft van € 122.148,34, althans per 7 juli 2015 een waarde heeft van € 118.542,95;
III. te verklaren voor recht dat Aegon sedert 1 augustus 2015, althans 1 juli 2015, tot aan de datum van het te wijzen vonnis, gehouden was en na de datum van het vonnis gehouden is, een uitkering aan [appellant] te doen die correspondeert met de uitkering die ingevolge de onder II. vastgestelde waarde verschuldigd is;
IV. Aegon te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de uitkering aan [appellant] te verhogen tot het bedrag dat onder III verschuldigd is, welke uitkering telkens uiterlijk de laatste dag van de derde, zesde, negende en twaalfde maand van ieder jaar dient te worden voldaan aan [appellant] ;
V. Aegon te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het bedrag te voldoen dat onder III. is verschuldigd ten tijde van het in dezen te wijzen vonnis, zulks te verminderen met de uitkeringen die Aegon tot aan de datum van dit vonnis aan [appellant] heeft verricht;
VI. Aegon te veroordelen in de kosten van de procedure, daarbij inbegrepen de nakosten, aan [appellant] te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover;
een en ander bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
6.2.2.
Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Aegon heeft zonder daartoe gerechtigd te zijn en zonder de benodigde toestemming van [appellant] op 1 augustus 2010 de beleggingen van [appellant] in het Equity Fund (participaties) omgezet ("vast geklikt") en het tot die datum opgebouwde kapitaal op een tussenrekening gezet. [appellant] had te kennen gegeven zijn pensioendatum te willen uitstellen tot 1 augustus 2015 respectievelijk 7 juli 2015 en Aegon had de participaties van [appellant] tot een van die data moeten en kunnen handhaven. Indien Aegon had gedaan wat zij had moeten doen, was de waarde van de beleggingen op 1 augustus 2015
€ 122.148,34, althans per 7 juli 2015 € 118.542,95 geweest in plaats van € 69.983,03. [appellant] vordert aldus nakoming van de polis door Aegon . Tot slot voert [appellant] aan dat Aegon haar informatie-, waarschuwings- en onderzoeksplicht jegens hem heeft geschonden.
6.2.3.
Aegon heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Aegon heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de einddatum van de polis 1 augustus 2010 was. Op de pensioengerechtigde leeftijd wordt vervolgens het pensioenkapitaal vastgesteld en op een rentedragende rekening geplaatst. Daartoe was Aegon gerechtigd op grond van de polis. Op deze manier wordt geen beleggingsrisico meer gelopen met betrekking tot het voor het pensioen opgebouwde kapitaal.
In beginsel kon vervolgens worden overgegaan tot periodieke uitkeringen op basis van het tijdens de opbouwfase opgebouwde kapitaal. Het laten aanvangen van die uitkeringen kan echter, onder bepaalde fiscale voorwaarden, worden uitgesteld door het uitstellen van de pensioendatum (tot maximaal de datum waarop -in dit geval- [appellant] 70 jaar zou worden). Dit staat, aldus Aegon , los van het feit dat de einddatum van de polis (die het einde van de opbouwfase markeert) 1 augustus 2010 was. Deze einddatum wordt volgens Aegon niet uitgesteld door het uitstellen van de pensioendatum. Volgens Aegon wist [appellant] dit ook. Hij vroeg immers zelf in zijn schrijven van 5 maart 2010 om uitstel van de pensioendatum met een jaar en om een offerte voor een uitkering per 1 augustus 2011 met een gegarandeerd kapitaal. Met andere woorden: een kapitaal dat niet afhankelijk was van beleggen.
Aegon bestrijdt dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar informatie-, onderzoeks- en waarschuwingsplicht jegens [appellant] en stelt dat [appellant] ook geen conclusie heeft verbonden aan het beweerde tekortschieten van Aegon in deze plichten jegens [appellant] .
Aegon wijst erop dat het haar niet was toegestaan om het opgebouwde kapitaal aan [appellant] uit te keren dan wel aan te wenden voor iets anders dan voor een pensioenvoorziening, af te sluiten bij haar of bij een andere pensioenverzekeraar.
6.2.4.
In het vonnis van 13 juli 2016 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.
6.3.
[appellant] heeft in hoger beroep negen grieven aangevoerd. [appellant] heeft onder meer geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen, met veroordeling van Aegon in de kosten van de procedure in hoger beroep.
6.4.
De door [appellant] aangevoerde grieven lenen zich naar het oordeel van het hof voor gezamenlijke behandeling.
6.4.1.
Het hof stelt vast dat, wat er ook zij van het al dan niet door [appellant] voldaan zijn aan de formele fiscale vereisten voor het uitstellen van de pensioendatum (tot het moment dat [appellant] 70 zou worden), de pensioendatum van [appellant] en de aanvang van de uitkeringen uit het opgebouwde kapitaal feitelijk is uitgesteld tot 1 augustus 2014.
6.4.2.
De vraag die partijen verdeeld houdt betreft in de kern de uitleg van de per 1 februari 2000 geldende polis en meer in het bijzonder van de daarin vermelde zinsnede "
uit te keren bij in leven zijn van verzekerde op 01-08-2010", waarbij Aegon de datum van 1 augustus 2010 de einddatum en/of expiratiedatum van de verzekeringspolis noemt. Met bedoelde uitleg hangt samen de vraag of met het uitstellen van de pensioendatum ook de einddatum van de polis is/kan worden uitgesteld tot 1 augustus 2014 (en in de visie van [appellant] zelfs had moeten/kunnen worden uitgesteld tot 1 augustus 2015 respectievelijk 7 juli 2015, de datum waarop hij 70 werd). Anders gezegd: was Aegon in staat, en vervolgens: gehouden om de beleggingsfase van de polis te laten doorlopen tot het moment (in dit geval 1 augustus 2014) waarop de uitkeringsfase zou aanvangen en had Aegon dus de participaties van [appellant] in het Equity Fund van Aegon tot laatst genoemde datum moeten handhaven?
6.4.3.
Voor de uitleg van de tussen partijen gekomen verzekeringsovereenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen in de polis mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (de zogenaamde Haviltex-norm).
Indien en voor zover de in het geding zijnde polisvoorwaarden/-bepalingen tot stand zijn gekomen zonder dat tussen Aegon en [appellant] daarover is onderhandeld (bijvoorbeeld door gebruikmaking van standaard polisvoorwaarden en clausules) en niet kan worden vastgesteld wat de bedoeling van partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst is geweest, komt het bij voormelde uitleg aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van de polisvoorwaarden en clausules. Bij die uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de verzekeringsovereenkomst gebruikte formuleringen en de bij de overeenkomst eventueel gegeven toelichting en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden kunnen leiden. Daarbij dienen alle omstandigheden van het geval, met uitzondering van de niet-kenbare bedoeling van degenen die de betreffende bepalingen van de verzekeringsovereenkomst hebben geredigeerd, in ogenschouw te worden genomen.
Het hof zal gelet op het voorgaande allereerst de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst/-polis bespreken.
6.4.4.1. In 1988 is tussen partijen een levensverzekeringsovereenkomst gesloten die op 1 juli 1988 is ingegaan. De inleg voor de verzekeringsovereenkomst betrof het bedrag dat [appellant] als bonus van zijn toenmalige werkgeefster had ontvangen en dat hij wilde aanwenden voor het opbouwen van een oudedagsvoorziening. Het betrof een verzekering met overrentewinstdeling. Op het polisblad (overgelegd als onderdeel van productie 9 bij dagvaarding) van 15 november 1990 is onder meer vermeld:
"(...) Verzekerd kapitaal 238.231,- uit te keren bij in leven zijn van de verzekerde op 01-08-2010(...)". Op de overeenkomst is onder andere de Overrentewinstdelingclausule nr. 5530 van toepassing verklaard. Lid 2 van deze clausule luidt als volgt:
"(...) Elk jaar wordt het beschikbare winstaandeel aangewend voor verhoging van het kapitaal bij in leven zijn van de verzekerde op 01-08-2010 (...").
Op 1 juli 2000 heeft [appellant] Aegon verzocht onder andere de onderhavige polis onder te brengen in het Aegon Equity Holland Fund (zie het als onderdeel van productie 9 bij inleidende dagvaarding overgelegde schrijven).
Bij brief van 20 november 2000 (aan de assurantietussenpersoon van [appellant] ) laat Aegon weten de polis overeenkomstig het daartoe strekkende verzoek van [appellant] te hebben gewijzigd. De wijziging betreft per 01-02-2000 winstdeling gewijzigd naar Equity Fund. Op het bijbehorende nieuwe polisblad wordt vermeld:
Kapitaal 243.365,-[hof: het betreft een bedrag in guldens, niet in euro’s]
uit te keren bij in leven zijn van verzekerde op 01-08-2010. Het bepaalde in clausule 5570 is uitdrukkelijk van toepassing op het uiteindelijk uit te keren kapitaal op de einddatum (...)"
Het vierde lid 4 van clausule 5570 luidt, voor zover relevant, als volgt:
Als kapitaal bij leven op de einddatum geldt de tegenwaarde in guldens van de voor deze fondsen belegde middelen (...)".
In lid 2 van de de eveneens van toepassing zijnde Aanvullende voorwaarden nr. 2206 is bepaald:
"(...) Onder resterende verzekeringsduur wordt verstaan: de periode vanaf 01-02-2000 tot de in de polis vermelde datum waarop de uitkering bij leven beschikbaar komt (...)"
6.4.4.2. Gesteld noch gebleken uit de overgelegde stukken met betrekking tot de verzekering is dat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst met elkaar hebben onderhandeld over de op de polisbladen en de clausules vermelde datum waarop het middels beleggingen opgebouwde kapitaal vrij zou komen. In alle stukken wordt vermeld dat die datum 01-08-2010 is en nergens blijkt uit dat de formulering van deze bepalingen en clausules ter discussie hebben gestaan. Het hof gaat er daarom van uit dat Aegon , als opsteller van voormelde documenten, voor voormelde formuleringen van de polis en de clausules heeft gekozen.
6.4.5.
Vervolgens is aan de orde welke betekenis aan de tekst van de hiervoor geciteerde bepalingen dient te worden toegekend.
In voormelde stukken is telkens bepaald dat het onder de polis opgebouwde kapitaal uit te keren was per 01-08-2010. Op die datum was de verzekeringsduur als bedoeld in lid 2 van de Aanvullende voorwaarden nr. 2206 voorbij. In dit verband is ook van belang wat Aegon reeds in haar brief van 6 juni 2003 (onderdeel van productie 9 bij inleidende dagvaarding) aan de tussenpersoon van [appellant] schreef
"(...) De verzekeringsovereenkomst onder polisnummer [polisnummer] heeft een looptijd tot 01-08-2010 (...)".Gesteld noch gebleken is dat [appellant] destijds op dit specifieke punt tegen de inhoud van dit schrijven heeft geprotesteerd.
Van belang is verder dat niet ter discussie staat dat de pensioengerechtigde leeftijd ten tijde van het sluiten van de overeenkomst 65 jaar was. De looptijd van de overeenkomst sloot daarbij aan, wat in het licht van de bedoeling van [appellant] bij het afsluiten van de overeenkomst, namelijk het realiseren van een oudedagsvoorziening na pensionering, ook voor de hand lag.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, kan naar objectieve maatstaven en gelet op alle omstandigheden van het geval, aan de in de polis en de clausules gebruikte formuleringen geen andere betekenis worden toegekend dan dat de einddatum van de verzekeringsovereenkomst (en dus de opbouwfase van het kapitaal onder die overeenkomst) was bepaald op 1 augustus 2010. Het hof heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de bepalingen van de overeenkomst zo moeten worden uitgelegd, dat die inhouden dat de einddatum van de verzekering op wens van [appellant] zou kunnen worden uitgesteld en de looptijd verlengd.
6.4.6.
Met het voorgaande staat vast dat de looptijd van de verzekering op 1 augustus 2010 was verstreken en dat van verdere opbouw van het kapitaal door middel van beleggingen onder de werking van deze verzekeringsovereenkomst, los van de uit te keren rente over het op de tussenrekening geplaatste kapitaal, geen sprake meer was. Aegon was op grond van de inmiddels verstreken overeenkomst daartoe ook niet gehouden. Aegon was, voor zover zij daartoe al in staat zou zijn geweest, evenmin gehouden om met [appellant] een
nieuweovereenkomst aan te gaan waarbij Aegon zou "doorbeleggen" voor [appellant] . [appellant] heeft voor een dergelijke verplichting ook geen rechtsgrond gesteld. Dat het wellicht in fiscaal opzicht toegelaten was/is om onder voorwaarden door te gaan met pensioenopbouw tot het 70e levensjaar doet hier niet aan af.
6.4.7.
Het hof overweegt verder dat het gegeven dat [appellant] - onder bepaalde voorwaarden - ervoor kon kiezen om zijn pensioendatum uit te stellen aan voorgaande oordelen niet af doet. Anders dan [appellant] lijkt te stellen, komen de einddatum van de door hem met Aegon gesloten verzekering en de pensioendatum niet automatisch overeen, ook al zal in de praktijk in vele gevallen wel zo zijn. Met het uitstellen van de pensioendatum kon [appellant] ervoor kiezen om de periodieke pensioenuitkering op basis van het bij Aegon opgebouwde kapitaal later dan op zijn 65e levensjaar te doen ingaan, maar daarmee werd de looptijd van de verzekering en daarmee de opbouwfase van die overeenkomst nog niet verlengd.
6.4.8.
Voor wat betreft de door [appellant] gestelde en door Aegon betwiste schending door Aegon van haar informatie-, onderzoeks- en waarschuwingsplicht (hetzij in de periode voor maart 2010, hetzij in de periode vanaf maart 2010) overweegt het hof dat, wat er ook zij van de juistheid van dit verwijt, [appellant] geen juridische consequenties aan zijn stellingen op dit punt heeft verbonden. Hij vordert immers slechts nakoming van de overeenkomst en geen schadevergoeding wegens schending van voormelde verplichtingen. Dit betekent dat de juistheid van [appellant] verwijten geen verdere beoordeling behoeft.
6.4.9.
De overige grieven behoeven, gezien het voorgaande, geen beoordeling meer. Ten overvloede overweegt het hof, dat [appellant] bij grief I in het midden gelaten heeft in hoeverre de discussie over de aard van de tussen partijen gesloten overeenkomst relevantie heeft voor de beoordeling van dit geschil, zodat die grief alleen daarom al niet kan slagen.
6.5.
Het voorgaande betekent dat de grieven falen en dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Aegon begroot op € 718,00 aan griffierecht en € 2.148,00 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, J.I.M.W. Bartelds en J.M.W. Werker en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 mei 2018.
griffier rolraadsheer