ECLI:NL:GHSHE:2018:222

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
200.219.300_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van zaken in hoger beroep met betrekking tot franchiseovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 222 Rv jo 220 Rv. De zaak betreft een hoger beroep van mr. Antoine Jose Gerard Bisscheroux, curator in het faillissement van de Coöperatie Maestricht Professionals U.A., tegen een nog niet nader genoemde geïntimeerde. De curator had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen op 15 maart 2017. In het incident vorderde de geïntimeerde de voeging van deze zaak met een andere aanhangige zaak bij het hof, met als zaaknummer 200.222.746/01. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van verknochtheid tussen de zaken, omdat de feitelijke en juridische geschilpunten identiek zijn of een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken geboden is. Het hof heeft de vordering tot voeging toegewezen, waarbij het belang van een goede en doelmatige behandeling van de zaken werd benadrukt. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord op 13 maart 2018, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.219.300/01
arrest van 23 januari 2018
gewezen in het incident ex artikel 222 Rv jo 220 Rv in de zaak van
mr. Antoine Jose Gerard Bisscheroux in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de Coöperatie Maestricht Professionals U.A. h.o.d.n. P3 Ruimte aan mensen,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. A.J.G. Bisscheroux te Kerkrade,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 juni 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 15 maart 2017, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht gewezen tussen appellant – de Curator – als eiser in conventie, verweerder in reconventie en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3979742 \ CV EXPL 15-2844)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
  • de memorie in het incident ex artikel 220 Rv jo artikel 222 Rv van [geïntimeerde] ;
  • de antwoordmemorie in het incident van de Curator.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Ingevolge artikel 222 lid 1 Rv, dat op grond van artikel 353 lid 1 Rv ook van toepassing is in hoger beroep, kan, ingeval voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, daarvan de voeging worden gevorderd. Van verknochtheid in deze zin is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken geboden is. Daaraan kan ook zijn voldaan bij zaken tussen verschillende partijen.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat de vordering tot voeging door [geïntimeerde] , gelet op de artikelen 222 lid 2 juncto 220 lid 2 juncto artikel 353 lid 1 Rv, tijdig is ingesteld.
3.3.
[geïntimeerde] vordert de voeging van de onderhavige zaak met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.222.746/01 (de Curator/Veenma).
[geïntimeerde] voert hiertoe aan dat in eerste aanleg de onderhavige zaak door middel van een rolvoeging gezamenlijk met de volgende bij het hof bekende zaken zijn behandeld, te weten:
- 200.219.287 ( de Curator/ [geïntimeerde] );
- 200.219.305 ( de Curator/ [geïntimeerde] );
- 200.219.306 ( de Curator/ [geïntimeerde] );
- 200.219.310 ( de Curator/ [geïntimeerde] );
- 200.222.746 ( de Curator/ [geïntimeerde] ) voornoemd.
De kantonrechter heeft in deze zaken op 15 maart 2017 vonnis gewezen.
[geïntimeerde] stelt dat de feitelijke en juridische geschilpunten waar de Curator een beroep op heeft gedaan in bovenstaande zaken identiek zijn.
3.4.
De Curator verzet zich tegen de voeging.
3.5.
Naar het oordeel van het hof bestaat er tussen beide voornoemde zaken een zodanige band, dat het belang van een goede en doelmatige behandeling meebrengt dat deze zaken zoveel mogelijk gelijktijdig worden behandeld en beslist door dezelfde rechter.
3.6.
Daartoe overweegt het hof dat de Curator in beide procedures partij is. Voorts wordt de rechtsverhouding in beide procedures bepaald door een tussen partijen gesloten franchiseovereenkomst. De rechten en plichten voorvloeiende uit deze franchiseovereenkomst zijn in beide procedures hetzelfde en laat zich slechts onderscheiden door de contractnummers en de naam van de franchisenemer.
Daarnaast is niet gebleken dat om proceseconomische redenen voeging van beide zaken onwenselijk is. Van een onnodige of onredelijke vertraging is geen sprake; in beide zaken dient een memorie van antwoord te worden genomen.
3.7.
Het hof zal de vordering tot voeging derhalve toewijzen. De beslissing over de proceskosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
3.8.
Ter voorlichting van partijen voegt het hof hieraan toe dat de vorderingen, ondanks de (formele) voeging, hun zelfstandigheid behouden (HR 21 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2500). Door voeging wordt de partij in de ene zaak niet automatisch partij in de andere zaken (HR 21 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2904) voor zover dat nog niet het geval is. Een en ander betekent dat de verschillende procespartijen door middel van vermelding van de zaaknummers steeds duidelijk moeten maken waarop hun memories en/of akten betrekking hebben.
In de hoofdzaak
3.9.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.222.746/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 13 maart 2018 voor memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 januari 2018.
griffier rolraadsheer